Home>>read Stil Bloed free online

Stil Bloed(21)

By:Toni Coppers


‘Ga je naar huis?’ vroeg Liese.

In plaats van een antwoord kreeg ze een nonchalant schouderophalen. Pas enkele minuten later besefte Liese dat ze niet eens had gevraagd hoe ze heette.

Het volgende halfuur liep ze rond en bekeek ze hier en daar een kunstwerk van de vaste collectie. Liese had één glas cava gedronken en zich voor de rest bij spuitwater gehouden, maar telkens als ze Simon ergens in het vizier had gekregen, had hij een halfvol glas bubbels in zijn handen gehad. Na een tijdje kwam hij naar haar toe met enkele gasten in zijn kielzog.

‘Ik wil jullie even voorstellen. Mijn vriendin, Liese Meerhout. Dit zijn Steven en Catherine Magits, en hun dochter…’ Simon boog zich vragend in de richting van het meisje dat bijna een meter achter haar ouders stond, alsof ze er niet echt bij wilde horen. Liese glimlachte: het was het meisje met wie ze een halfuur geleden gesproken had.

‘Ik ben Laura.’

De Magitsen zagen eruit alsof ze per ongeluk op het verkeerde feestje waren beland, vond Liese. Het lag zeker niet aan hun kleren: het pak van de man kwam zonder twijfel uit de duurdere herenzaak, en het ensemble van Catherine Magits was onmiskenbaar Dior, al was het niet meteen iets wat Liese in haar kleerkast zou willen hebben. Steven Magits had iets van een bouwvakker in een chic pak, een ietwat corpulente zestiger, van wie de ogen vertelden dat hij liever met de maten een biertje aan de tapkast had gedronken dan hier met een glas cava in zijn grote knuisten te moeten staan. Catherine Magits was een stuk jonger dan haar man; Liese schatte haar ergens midden in de veertig. Ze genoot van de aandacht, maar onder de wat hautaine blik zat veel onzekerheid, alsof ze al heel haar leven bang was dat ze ontmaskerd en weer naar huis gestuurd zou worden.

‘Steven en Catherine zijn de grote sponsors van de tentoonstelling’, zei Simon. ‘Ze hebben een bedrijf in kunsttransport. Bijna alle schilderijen die ik heb uitgekozen, worden door hen vervoerd.’

‘Dat moet boeiend zijn’, zei Liese. ‘Nooit bang dat er iets stuk zal gaan? Ik zou er niet van kunnen slapen, zeker niet met zulke grote werken.’ Ze had er voor de beleefdheid maar iets uit geflapt; ze was moe en wilde naar huis.

Catherine Magits klonk niet echt blij. ‘Er gaat niets stuk. Wij hebben heel strikte veiligheidsnormen, mevrouw.’

‘Ja natuurlijk,’ stamelde Liese, ‘ik wilde helemaal niet…’

‘Excuseer’, kwam Simon tussenbeide terwijl hij Liese bij haar schouders nam. ‘Ik zie iemand die gaat vertrekken en we moeten absoluut nog even kennismaken. We zijn zo terug.’

‘Nu heb ik het gehad’, fluisterde ze in zijn oor. ‘Ik wil naar huis, schat.’

Simon lachte. ‘Ja, het is welletjes geweest.’

‘Jullie gaan toch nog niet weg?’ riep Rob Ducaille. Hij wuifde met een glas cava in zijn handen naar de mensen in de ruimte. ‘Het duurt hier nog wel even, hoor.’ Hij nam hen beiden bij de schouders en morste daarbij wat drank op Simons pak. ‘En daarna gaan we naar Hotel du Parc, daar moet u absoluut mee naartoe, mevrouw Meerhout. Kent u het boek Radetzkymars? Wel…’

‘Joseph Roth’, zei Liese. ‘Ja, die zat daar soms, hé.’

‘Dat wist u?’ vroeg Ducaille blij.

‘We horen ook wel eens wat in Brussel’, zei Liese. ‘Goeienavond, meneer Ducaille.’

‘Arnold Caestecker was een rare man’, zei Sura.

Liese geeuwde. Het was halfelf ’s ochtends en ze zaten in de grote recherchekamer van de Crim. Liese had zonder te ontbijten de vroege trein naar Brussel genomen en was maar net op tijd geweest voor haar afspraak bij de gynaecoloog. Als ze haar dokter moest geloven, was ze blijkbaar allergisch voor zowat alles wat een kleur had en in de moestuin groeide.

‘Alstublieft, chef, een lekkere koffie’, zei Christophe Dayez. Hij had eindelijk de Senseo onder de knie.

‘Een rare’, herhaalde Liese. Ze nam een flinke slok van haar eerste kopje van de dag en voelde bijna hoe het vocht allerlei dingen in werking zette.

Sura knikte. ‘Ik heb een tijdje zitten surfen op zijn naam. Caestecker was echt een journalist oude stijl.’ Ze sloeg een mapje open en bladerde door de prints die ze had gemaakt. ‘Hij dompelde zich helemaal onder in een onderwerp voor hij erover schreef. Hier, een nogal berucht dossier van vorig jaar…’ Ze haalde de prints tevoorschijn en bekeek ze vluchtig. ‘Er stond een begeleidend artikel op het net dat over die reportage ging. Caestecker is een maand in een slachthuis gaan werken, onder een valse naam. Hij wilde zelf meemaken hoe ze daar met de dieren omgaan die worden afgeleverd. Nogal gruwelijk, zo blijkt.’

‘Een geëngageerde man, denk je?’