‘Tom Franssen had op vrijdagochtend een interview gepland bij hem thuis’, zei Liese. ‘Met wie was dat?’
Cattrijsse keek verbaasd op. ‘Een interview? Dat vind ik vreemd, daar weet ik alvast niets van.’
‘Daar weet u niets van? En u was zijn rechterhand? Dat vind ik op mijn beurt vreemd, meneer Cattrijsse.’
Vanuit haar ooghoeken zag ze hoe Lino Borms ongemakkelijk op zijn stoel begon te schuiven.
‘Interviews worden normaal gesproken hier op het VLIZ afgenomen, mevrouw de commissaris.’ Zijn stem had opeens een koele klank gekregen. ‘Maar Tom was de baas. Als hij om welke reden dan ook heeft besloten om dat niet te melden, dan is dat zijn zaak.’ Hij corrigeerde zich meteen, en nogal overdreven. ‘Wás dat zijn zaak, excuseer.’
‘Wie volgt hem op?’ vroeg Liese met een onschuldig gezicht. ‘U, als zijn vroegere rechterhand, misschien?’
‘Het is aan het bestuur om dat uit te maken. En aan het kabinet, neem ik aan.’ Hij keek op zijn horloge. ‘Als u verder geen vragen meer hebt, dan zou ik hier graag afsluiten, ik heb over vijf minuten een meeting.’
Cattrijsse had het laatste woord nog niet uitgesproken of Lino Borms stond al op en begon in de richting van de uitgang te lopen. Liese liep achter hem aan, maar in de deuropening draaide ze zich om.
‘Ik heb nog een laatste vraag, meneer Cattrijsse’, zei ze met een glimlach. ‘Iets wat ik me al heel lang afvraag, en ik denk dat u de geknipte persoon bent om erop te antwoorden.’
‘Zegt u het maar.’
‘Lusten vissen eigenlijk sigarettenpeuken?’
‘Gewoon een babbel, had je me beloofd’, zei Lino Borms. Hij stond bij de dienstauto en hij was boos. ‘Geen onderzoeksdaden, gewoon een gesprekje over het werk van het slachtoffer.’
‘Hij irriteerde me.’
Borms keek haar met grote ogen aan en zuchtte.
‘Hij irriteerde je.’
‘Bovendien moet die Cattrijsse zowat de laatste persoon geweest zijn die Franssen levend heeft gezien, buiten de dader dan. Da’s toch interessant?’ zei Liese, en ze stapte in. Borms deed hetzelfde.
‘Ik zal je zeggen wat interessant is’, snauwde hij.
Hij had de wagen gestart en reed nogal agressief over de Wandelaarkaai in de richting van het centrum.
‘Als die Cattrijsse nog maar gewoon de telefoon oppakt en bij Coleyne zijn beklag gaat maken over ons, dan wordt het pas interessant. Ik heb geen zin om naar de verkeerspolitie te vliegen omdat jij zo nodig de stoere moet uithangen, Liese.’
‘Jij hebt mijn collega’s nog niet bezig gezien. Vergeleken met hen ben ik een watje, geloof me.’
‘Je weet goed wat ik bedoel, ik…’
‘Je weet goed wat ik bedoel, ik…’
‘Ja, ik weet wat je bedoelt, Lino’, zei ze zacht. ‘En het spijt me, ik heb misschien een beetje overdreven, toch tegen iemand die geen verdachte is…’
Borms’ gezicht ontspande iets.
‘…in ieder geval voorlopig niet.’
Voordat hij kon reageren, gaf ze hem een duw.
‘Dat laatste was een grap, hoofdinspecteur. En als je zo snel blijft rijden, kom je niet eens meer bij de verkeerspolitie, dan stopt Coleyne je bij de hondenbrigade.’
Nog voordat ze opnieuw bij de recherche waren, ging haar telefoon. Het nummer van de Crim, zag ze.
‘Hey Sura.’
Haar vriendin kwam meteen ter zake. ‘Het dossier van Oostende dat we gekregen hebben?’
‘Wat is daarmee?’
‘Dayez kwam er net mee op de proppen. Die lappenpoppen zijn van dezelfde firma, hij heeft ze nu aan de lijn. De kans is klein dat het tot iets leidt, maar je weet maar nooit.’
‘Goed werk’, zei Liese. ‘Bedank hem even van mij, wil je?’
‘Dat heb ik al gedaan. Nog iets: ik heb morgenmiddag een afspraak met de hoofdredactie van De Standaard. Blijkbaar was onze vermoorde journalist toch aan iets groots aan het werken.’
‘Ah bon. Ik ga mee.’
‘Ben je in Brussel morgen?’
‘Ja.’ Liese loenste even naar Borms. ‘Ik heb een afspraak bij de gynaecoloog.’
‘Oké. Iets nieuws uit Oostende?’
Liese bracht kort verslag uit. Toen ze haar gsm weer in haar handtas stopte, zag ze dat Lino haar aankeek.
‘Ik werk morgen de hele dag in Brussel.’
‘Dat hoorde ik. Prima, hoor.’ Hij deed er verder het zwijgen toe.
‘De korpschef vraagt of je even binnenspringt’, zei Luk Blomme een kwartier later.
Guido Vandaelen zat achter zijn desk in het ruime kantoor met uitzicht over de Vindictivelaan. Hij stak meteen zijn hand uit, schudde die van Liese en wees uitnodigend naar de stoel die voor zijn bureau stond.
‘Ik heb u nog niet kunnen verwelkomen, commissaris, mijn excuses daarvoor.’