‘Lino?’
‘Ik bedoel: zeker nu, nu er een commissaris van de Crim meedoet. Hij vindt dat hij op zijn vingers wordt gekeken.’
Ze voelde dat er iets anders was, maar ze liet het zo.
‘Hij is nerveuzer dan anders’, ging Borms verder. ‘Als hij vindt dat het nodig is, dan zal hij gegarandeerd zelf meedoen.’
‘Gaat hij mee op onderzoek?’ vroeg Liese verbaasd.
‘Dat niet meteen, nee. Maar als er een arrestatie staat aan te komen, is hij vaak wel van de partij.’
‘Laat me raden: je commissaris houdt ook van wapens.’
Lino Borms keek haar aan. ‘Hoe wist je dat?’
Ze zuchtte. ‘Een wilde gok.’
‘Hij weet er alles van’, zei Borms. ‘Hij heeft thuis een half arsenaal aan antieke wapens. En o wee als je dienstwapen niet in orde is.’
Liese maakte een vragend gebaar en loenste even in de richting van de typende agent.
Lino knikte. ‘Kom.’
Ze liepen naar binnen. De oudere speurder keek op van zijn toetsenbord en krabde afwezig over zijn grijze stoppelbaard. Hij had een bol, pokdalig gezicht en een knoert van een neus die ooit gebroken was geweest, maar zijn ogen straalden een warmte uit die hem veel mooier maakte dan hij was.
‘Inspecteur Luk Blomme’, zei Lino Borms. ‘Luk, dit is commissaris Meerhout van de Crim.’
‘Ah ja, de moord op Franssen. Welkom, commissaris.’
‘Dank u.’
‘Luk is van vele markten thuis’, zei Borms plagend. ‘Hij is onze plaatselijke James Bond. Hij kan met speedboten varen, hij is scherpschutter en hij maakt elk slot open dat je maar wilt, hé Luk?’
‘Echt waar?’ Liese lachte.
‘Niet echt, commissaris’, mompelde Blomme. ‘Ik ben enkele maanden scheepsjongen geweest, toen ik klein was. En ik schiet verschrikkelijk slecht. Alleen dat van die sloten is waar.’
‘Er is nog een andere collega,’ zei Lino, ‘Evy Meyvis, maar die is op onderzoek.’
Liese wees naar de computer van Blomme. ‘Lastig, hé, dat tikwerk.’
‘Zwijg stil.’ De inspecteur glimlachte. Hij knikte in de richting van een doorschijnende doos van hard plastic die op een van de tafels stond. ‘Alles staat klaar voor u.’
‘Merci, Luk. En ik ben Liese.’
Blomme keek haar geamuseerd aan en schudde toen zijn hoofd. ‘Dat zal hier niet pakken, commissaris.’
Ze besloot het voorlopig zo te laten en klikte het deksel van de doos los. Borms was naast haar komen staan.
‘Portefeuille van het slachtoffer met honderdtwintig euro erin, en twee kredietkaarten.’ Hij wees naar andere gelabelde zakjes. ‘Er lag ook een enveloppe met daarin vierhonderd euro in een lade in de slaapkamer. De schoonmaakster kwam twee keer per week langs, volgens haar is er niets weg uit het appartement. Geen roofmoord dus.’
Liese knikte. Ze wees naar een ingepakte iPad.
‘Tom Franssen was een Apple-fan’, ging Borms verder. ‘Hij belde met een iPhone en hij had een MacBook als draagbare computer. De technische recherche is door de bestanden gegaan, en daar is toch wel het een en ander uit gekomen, maar dat weet je al.’
Liese keek hem aan.
‘Het verslag van de TR?’ vroeg Borms. ‘Dat zat toch in het dossier dat we je doorgestuurd hebben? Ze zijn voor een keer eens rap geweest, daar in Brugge.’
Liese herinnerde zich vaag dat er nogal wat animositeit bestond tussen de lokale recherche in Oostende en de federale collega’s in Brugge, die het meestal voor het zeggen hadden.
‘Sorry, Lino. Ik heb het gisterenavond in de trein doorgenomen, maar ik heb nog niet alles gelezen, ik wilde dat vanochtend doen.’
Hij glimlachte. ‘Ik zal het je al vertellen. Franssen had ook een Apple op zijn werk, maar hij synchroniseerde alleen maar zijn agenda, geen andere bestanden. Zijn laptop was privé, zijn iPad ook. We hebben wat foto’s gevonden, geen gore troep maar wel allemaal seksuele dingen, en allemaal van jonge vrouwen.’
‘Seksuele dingen?’
Borms aarzelde.
‘Komaan, Lino, we zitten hier niet op de kleuterschool, hé.’
‘Verborgencameraspul, je weet wel, vrouwen die op café zitten of op een ladder staan en dan per ongeluk hun slipje tonen.’
‘Of tonen dat ze er geen aan hebben’, zei Blomme.
‘Oké.’
‘Franssen zat ook regelmatig op chatsites’, ging Lino verder. ‘Zijn Facebookgegevens hebben we ook. Hij onderhield nogal amicale contacten met enkelen van zijn studentes.’
Liese herinnerde zich wat ze in de trein had gelezen.
‘Hij gaf les aan de avondschool, niet?’
‘Het CVO, ja. Bedrijfsbeheer, twee avonden per week.’
‘Maar da’s volwassenenonderwijs’, zei Liese.