En wat heeft het voor nut?
Dan moet ik zeker ook vragen wat het nut is van dit dagboek? Is dat niet juist een bewijsstuk? Ik was hier, dit is wat er met me is gebeurd. En het grootste deel van mijn dagboeken is alleen het opschrijven van niets. Gedachten, verzuchtingen, gemompel, maar er is niets gebeurd, niets bereikt.
Want sommige dagen laten geen sporen na.
Ze gaan voorbij alsof ze nooit hebben bestaan, onmiddellijk vergeten in de nevel van de dagelijkse sleur (of mijn verlangen om ze zo snel mogelijk te vergeten). De sporen van andere dagen blijven misschien een week of wat zichtbaar, tot de wind van de geheugenbank er het vale zand van nieuwe ervaringen overheen blaast.
Hoeveel van de gemiddeld tweeëntwintigduizend dagen van ons leven onthouden we, dag en datum? Misschien tien of twaalf: verjaardagen, trouw- (en wegloop- en scheidings-!) en sterfdata, een paar Eerste Keren. De sporen van de andere vervagen in de loop van de tijd, zodat een leven eigenlijk alleen bestaat uit een maand herinnerde dagen en een berg datumloze herinneringen.
Je moet zo leven dat elke dag zijn sporen achterlaat.
Maar hoe?
53
De Pilatus PC-12 landt om 13.52 uur op Walvisbaai. Het is het ‘Combi’-model, uitgerust voor vier passagiers en een aanzienlijke hoeveelheid lading, in dit geval tweehonderd kilo computerapparatuur.
De vier mannen, respectievelijk twee inbraakspecialisten en twee van Rajhev Rajkumars beste technici, stappen uit, laden de kisten met de apparatuur uit en wachten op Reinhard Rohn, die over het asfalt aan komt lopen met invoervergunningen in zijn hand en twee douanebeambten naast zich.
Het kost tien minuten om de formaliteiten af te handelen. Rohn gaat zijn pick-uptruck halen om de kratten in te vervoeren. Als ze ingeladen zijn, lopen de inbraakspecialisten en technici naar de afdeling Autoverhuur, ieder met een weekendtas over de schouder. Rohn kijkt ze na, ziet de lenigheid en het brutale zelfvertrouwen.
Zo was ik ook, denkt hij. Lang geleden.
Operatie Shawwal
Transcriptie: afluisteren, J. Shabangu en L. Becker, mobiel telefoongesprek
Datum en tijd: 27 september 2009. 17.21 uur
JS: Ik heb je fucking geld niet, maar ik kan je wel vertellen, als ik jou ooit in handen krijg, zul je bloeden...
LB: Ai, ouboet, zo komen we nergens. Wie heeft dan mijn geld?
JS: Fuck off.
(Opgehangen.)
Operatie Shawwal
Transcriptie: afluisteren, J. Shabangu en L. Becker, mobiel telefoongesprek
Datum en tijd: 27 september 2009. 17.29 uur
LB: Ouboet, wat een verrassing...
JS: Ik zal je zeggen wie je geld heeft. En dan laat je mij met rust.
LB: Op mijn erewoord.
JS: Shahied Latief Osman. Vraag het hem maar.
LB: Wie is Shahied Latief Osman?
JS: Hij is een fucking isela, hij woont op de Kaap. Hij heeft jouw geld. Elke fucking cent. Ik sms je zijn nummer. Dan zeg jij tegen hem dat hij en Tweetybird jou geld moeten geven. Zeg tegen hem dat ik het gezegd heb.
LB: Dankjewel, ouboet.
JS: En je belt me niet meer, fucking never!
Quinn gaat tegen 23.00 uur weer naar kantoor om de inbraak en de installatie van de apparatuur in Walvisbaai te monitoren.
De operator laat hem eerst het gesprek tussen Julius Shabangu en Lukas Becker horen. Na afloop schudt Quinn ongelovig en bezorgd zijn hoofd. Dan schrijft hij snel een e-mail aan Masilo en Rajkumar. Hij zegt dat Becker niet meer zomaar een grappig intermezzo is, sinds zijn telefoontje naar Shabangu de onderschepping bij Musina zo dramatisch in de soep heeft gedraaid. Hij is een onberekenbare factor, met het potentieel de hele operatie te laten stranden. Daarom moeten ze snel meer weten, een diepteprofiel maken. En ernstig overwegen hem te onderscheppen.
Hij verstuurt de e-mail en loopt naar de Operations Room. Een kwartier voordat de Walvisbaai-inbraak begint. Hij doet een schietgebedje. Lieve heer, zorg toch dat er vannacht geen blunders worden begaan. Amen.
(28 september 2009. Maandag.)
Om tien voor halfeen ’s nachts wordt ze door het geluid van haar mobiele telefoon uit haar slaap gehaald. Ze strompelt naar de woonkamer met een gevoel van naderend onheil. Ze ziet dat het Barend is en haar maag krimpt ineen.
‘Is alles goed?’ is het eerste wat ze vraagt.
‘Er is iets met pa,’ zegt hij.
Milla moet meteen gaan zitten. ‘Wat is er gebeurd?’
‘Hij is aangevallen. Hij ligt in het ziekenhuis.’
‘Aangevallen? Waar?’ Ze begrijpt het verwijt in haar zoons stem niet, het is niet haar schuld.
‘In Jacobsdal, maar de ambulance heeft ze naar Kimberley ge...’
‘Barend, hoe ernstig is het?’
‘Ernstig. Ze hebben zijn jukbeen, zijn neus en zijn ribben gebroken.’
‘Hoe weet je dat? Hoe heb je het gehoord?’
‘Hij belde me net...’
‘Heeft je vader je gebeld?’
‘Ja.’
Opluchting, en bijna zegt ze: dan zal het wel niet zo ernstig zijn. Ze zakt achterover op de bank. ‘Wie heeft hem aangevallen? Waarom?’