We krijgen Ehrlichmann niet te pakken aan de satelliettelefoon. In zijn kantoor steekt Diederik me de hoorn toe zodat ik naar de zoemtoon kan luisteren.
‘Maar je hebt hem vanochtend nog gesproken?’
‘Zijn telefoon staat niet altijd aan.’
Ik pak mijn mobiel. ‘Geef me het nummer.’
‘Je hebt hier geen bereik,’ zegt hij.
Ik kijk naar het toestel en zie dat hij gelijk heeft.
‘Geloof je me niet?’ vraagt Diederik.
‘Nee, geef me het nummer maar.’
Hij kijkt me met een zekere verwondering aan. ‘Je kunt het echt niet loslaten, hè?’
Ik denk niet dat hij mijn motieven zal begrijpen. En ik heb genoeg van Diederik, genoeg van zijn houding, zijn uitvluchten, zijn zelfrechtvaardiging.
‘Ik wil het nummer van Ehrlichmann hebben. En als je het verkeerde geeft, kom ik terug. Ik wil het nummer van Lotter en ik wil het nummer van Swanepoel. En ik neem aan dat Jeanette Louw je vanochtend heeft gebeld om te zeggen dat de rekening doorloopt tot ik zeker weet dat jij helemaal onschuldig bent.’
‘Dat is chantage... en waarom wil je ook het nummer van Lotter?’
Ik reageer niet.
Hij schudt zijn hoofd en zucht, alsof hem een groot onrecht wordt aangedaan. Maar dan trekt hij een papier naar zich toe en begint te schrijven.
Ik rijd terug naar Loxton in mijn nieuwe zilverkleurige Ford Ranger, de vier liter V6-King Cab, in de wetenschap dat Diederik in elk geval de volgende aanbetaling heeft voldaan.
En ik denk aan Vlo van Jaarsveld. Aan haar reactie toen de jonge Swannie Swanepoel haar herkende, vlak voordat we begonnen te laden. Ik ken je niet, was haar heftige reactie. Het was geen kribbigheid, het was paniek. Haar aanvankelijke, onaangename afstandelijkheid kon pure spanning zijn geweest. Ze wilde niet bij mij en Lourens betrokken raken, want het is veel makkelijker om vreemden te bedriegen. Ze wilde niet dat we stopten bij die overval. Want ze wist waar ze naar zochten. Inkunzi die in haar oor fluisterde... Wist hij dat zij de smokkelaar was? Hoe?
Haar zorgzaamheid voor Lourens na de overval. Geen medelijden, maar schuldgevoel, want zijn vernedering, zijn angst, was allemaal haar toedoen. Het betekent dat ze een geweten heeft. Geen geharde smokkelaar. Maar wel een heel slimme. En doortrapt. Want ze probeerde de schuld op mij af te schuiven toen ze vroeg: ‘Wat zochten ze?’ En het kwam haar heel goed uit dat ik Diederik verdacht.
Wat smokkelde ze? Ik kijk weer naar het stukje plastic in mijn hand. Hoeveel van die... houders zaten er op elke neushoorn geplakt? Vijftien, misschien, dus dertig in totaal. Iemand moet dat hebben ontworpen, gemaakt, en gevuld met iets wat zo waardevol is dat een bende van dertien man honderden kilometers door de nacht jaagt om ons tegen te houden.
Waarom al die moeite om iets uit een land te smokkelen waar geen wetten gelden en de grens zo lek als een mandje is?
Agatha is aan het opruimen in huis. Ze werpt een lange, afkeurende blik op mijn gezicht. ‘Ik heb gehoord van die scootermensen. Ai ai. Ik hou niet van ruzie.’
Voordat ik het kan uitleggen, zegt ze: ‘We moeten die tas uitpakken, zodat we het wasgoed kunnen wassen.’
Ik knik als een kind dat een standje heeft gekregen, loop naar de kamer, pak de tas waar ik hem bij de muur heb neergezet, til hem op het bed, en rits hem open. Begin uit te pakken, mijn hoofd bij de neushoorns, het roze plastic.
Pas als ik klaar ben, realiseer ik me dat mijn Glock er niet in zit.
Ik doorzoek de kleren, ineens gejaagd. Ik heb het pistool in de tas gestopt toen ik bezig was op te ruimen na de overval. Is dat zo? Ik probeer na te denken, en begin langzaam ongerust te worden. Na de overval in de nacht: het lag tussen de kleren, in het licht van de koplampen van de vrachtwagen. Ik heb het opgepakt toen ik daar rondliep. Boven op mijn T-shirt gelegd, dat ernaast lag. Die twee dingen als laatste in mijn tas gestopt, zodat het wapen bovenop lag. Beslist.
Ik vind het niet.
Ik haal diep adem, schuif alles opzij, zoek nog eens, langzaam en zorgvuldig.
De Glock is weg.
36
Het scheppen van arbeidsplaatsen voor spoorzoekers biedt plaatselijke gemeenschappen economisch voordeel. Bovendien kunnen ongeletterde spoorzoekers die in het verleden als ongeschoolde arbeiders werden aangesteld, erkenning krijgen voor hun gespecialiseerde expertise.
– De kunst van het spoorzoeken
‘Fok, Lemmer,’ zegt Jeanette Louw door de telefoon, met bezorgdheid in haar stem. ‘Er staat een artikel in Beeld vanochtend. Lijk van onbekende zwarte man langs de weg gevonden bij het Lapala-wildreservaat. Kogelwond in zijn hoofd.’
‘Mijn vingerafdrukken zitten op die Glock. En bloed van die man, zijn dna.’
‘Fok.’
‘Vlo is de enige die de Glock gepakt kan hebben. Als zij...’
‘Dan zul je haar moeten vinden.’