Gesuis in mijn hoofd, de geur van stof, vage geluiden, schimmen die in het dansende licht springen, lichaam een zee van pijn.
Een dik oog. Zie niet scherp.
Figuren.
Ze krijgen vorm.
Ik lig voor de Mercedes, op mijn zij, arm onder me, onhandig. Ze moeten me hierheen hebben gesleept.
Links van me zit Vlo op haar knieën met haar handen achter haar hoofd. Naast haar knielt Lourens, met de revolver van Inkunzi tegen zijn achterhoofd.
Tussen ons liggen bezittingen over de weg gestrooid, mijn sporttas, Vlo’s dokterstas, thermosflessen, bekers, kussens, kleren, gereedschap.
Naast me ligt het lichaam van de man die we hebben aangereden. Doodstil.
Alsof de tijd stilstaat, niemand beweegt.
Geluiden dringen door. Bij de vrachtwagen, metaal op metaal, iemand slaat met een hamer. Mannenstemmen.
Vlo snikt.
Ik weet niet hoe lang ik al zo lig.
Twee mannen lopen langs me. Sterke geur van diesel. ‘Niets in de tank,’ zegt de ene.
‘Het zit niet in de truck,’ zegt de ander.
Inkunzi vloekt. ‘Waar is het?’ vraagt hij aan Vlo.
‘Ik weet het niet.’ Uitgeput.
Ik til langzaam mijn hoofd op. Er stoot een geweerloop in mijn rug. ‘Deze is weer wakker.’
‘Mooi zo,’ zegt Inkunzi en hij kijkt naar mij. ‘Ik schiet die jongen dood als je het niet vertelt.’
‘Wat vertel?’ wil ik vragen, maar mijn stem werkt niet. Ik probeer het weer, een rasp die vlammen langs mijn ribben stuurt.
‘Je weet wat we willen. Waar is het?’
‘Waar heeft hij het over?’ Er klinkt wanhopige angst in Vlo’s stem.
‘Dat weet je heel goed,’ zegt Inkunzi.
‘Ik weet het niet,’ zegt ze smekend.
‘Dan schiet ik hem dood.’ Hij spant de haan van het wapen.
‘Nee!’
Iemand buigt zich over de figuur die naast me ligt, rolt hem om. ‘Slang is dood, Inkunzi.’
‘Shit. Weet je het zeker?’
‘Zo te zien.’
‘Stomme idioot... Zorg... Wacht. Waar is haar pistool?’
De man loopt naar de plek waar onze bezittingen verstrooid liggen. ‘Hier.’
Inkunzi komt dichterbij. ‘Geef maar aan mij.’ Hij steekt zijn grote Smith & Wesson in zijn riem en neemt het andere wapen aan van zijn handlanger. Het is mijn Glock.
‘Waarom zou een dame met zo’n wapen rondlopen?’
‘Het is van mij,’ probeer ik te zeggen, met schorre stem.
‘Wat?’
‘Het is van mij.’
‘Mooi zo,’ zegt Inkunzi. Hij loopt naar het lichaam van Slang, duwt de loop tegen de schedel en vuurt. Bloed, vezels en bot spatten rond. Vlo maakt een hoog, angstig geluid. Lourens loeit, buigt voorover en geeft over.
‘Laten we nu een levende schieten,’ zegt Inkunzi en hij loopt weer naar Lourens. Hij gaat achter de gebogen figuur staan en drukt mijn Glock tegen Lourens’ nek.
‘Waar is de handel?’
‘Ik weet het niet!’ gilt Vlo.
‘Eén...’
‘Alsjeblieft!’
‘Twee...’
‘Pak de hoorns!’ schreeuwt ze schril, uitzinnig van angst.
‘Ik wil die fucking hoorns niet.’
‘Wat wil je dan?’ kreun ik.
‘Dat weten jullie best.’
Het slaat nergens op. ‘Nee,’ zeg ik en ik probeer heftig mijn hoofd te schudden. Foute optie.
‘Jullie zijn gestopt, een eind terug.’
‘Omdat jullie ons achtervolgden.’
Hij kijkt peinzend naar de weerloze nek van Lourens le Riche. Haalt de trekker over. Donderend schot, Lourens schokt, Vlo uit een oerkreet. Lourens zit nog steeds, ik besef wat de stofontploffing op de weg betekent. Hij heeft doelbewust misgeschoten.
Een geluid uit Lourens, hartverscheurend. Dan geeft hij weer over.
Vlo huilt, haar schouders schokken.
De grote man bekijkt ons, een voor een. Lourens ademt hortend, hij wil zijn snikken inhouden. Dan komt Inkunzi naar me toe, een rustige stap. ‘Jullie hebben het in het veld gegooid.’
‘Wat?’ vraag ik.
Hij maakt een geluid, misschien een lach, maar zijn lip is kapot, zijn neus zal pijn doen. Dat doet me genoegen. ‘We weten alles,’ zegt hij. Hij bukt zich en drukt een grote hand tegen mijn borst.
Een hersenschudding is niet bevorderlijk voor helder denken, ik weet niet wat ik moet antwoorden. ‘Pak de truck,’ zeg ik. ‘Pak alles. Pak mij ook. Maar laat hen vrij. Alsjeblieft.’
‘Nee,’ zegt hij op een redelijke toon. ‘Vertel me alleen maar of jullie het spul in het veld hebben gegooid. Waar moeten we gaan zoeken? Aan de andere kant van het hek?’
‘Ik wilde zien of we achtervolgers hadden. Meer niet.’
Hij denkt na voordat hij antwoordt. ‘Jij bent een pro,’ zegt hij. ‘Nu vraag ik me af waarom jij hier bent. En die firepower. De route die jullie nemen. Daar is een reden voor.’