Terwijl we op het eten wachten, zit hij een tijdje uit het raam te staren naar de straat buiten. Straathandelaren breken hun kraampjes op, honderden voetgangers, haastig op weg ergens naartoe. Een constante stroom minibustaxi’s komt langs, met hoog opgetast dak, veel uit Zimbabwe. Mensen in transit. Een grensstadje.
‘Het is hier een andere wereld,’ zegt hij peinzend.
‘Dat is het,’ zeg ik.
De totale omvang van ons gesprek.
De vrachtwagen is een Mercedes 1528, zescilinder diesel. Geen zeven in zicht, de jackpot gaat aan mijn neus voorbij.
Achter op de laadbak staat een dichte staalconstructie, grijs geschilderd, hoger dan de cabine, met verschillende toegangspanelen en grote deuren aan de achterkant. Bovenop drie smalle openingen over de hele lengte van de laadbak. Dubbele wielen achter, enkele voor.
Het interieur van de cabine is luxe, als van een auto. Het dashboard is van zwart kunstleer en grijs plastic, heeft een houder voor twee bekers of blikjes en een cd-speler in het midden. Tussen de twee stoelen is een bult van een halve meter op zithoogte boven de motor, waarop Lourens’ mobiel en oplader liggen, en een paar cd’s. Ik herken alleen Metallica en Judas Priest, van de rest heb ik nog nooit gehoord: Ihsahn, Enslaved, Arsis.
Een grafiekje op de versnellingspook toont een schema van acht versnellingen.
We rijden weg over de R572, met de ondergaande zon recht in ons gezicht. Lourens le Riche is een ervaren chauffeur. Zijn blik gaat heen en weer tussen de weg, de spiegels en de instrumenten, hij rijdt soepel, gelijkmatig, oplettend.
Ik haal de Glock uit mijn sporttas en zoek een plek waar ik hem kan verstoppen, goed binnen handbereik.
Lourens kijkt naar het wapen, maar zegt niets, tot ik begin te experimenteren met de ruimte tussen mijn stoel en de bult boven de motor.
‘U kunt hem daarboven neerleggen.’ Hij wijst naar de panelen boven de voorruit. Daar zitten allerlei bergruimtes. Recht voor me is een open vak, met een rand die hoog genoeg is om het wapen binnen te houden als we hard optrekken. Goede keuze.
‘Dank je.’
‘Wat is dat, oom?’
‘Een Glock 37.’
Hij knikt alleen maar.
Ik haal de mag7 tevoorschijn.
‘Jissie,’ zegt Lourens.
‘Dit was een idee van Diederik,’ zeg ik besmuikt.
Lourens lacht. ‘Ai ai, die oom Diederik,’ zegt hij hoofdschuddend.
‘Waarom zegt iedereen “Ai ai, die Diederik”?’
‘Hij is een geval apart.’
‘Geval apart?’
‘Een ouwe boef.’
‘Wat bedoel je daarmee?’
‘Kent u de verhalen niet?’
‘Nee.’
Hij glimlacht al bij voorbaat. Ik heb diezelfde gezichtsuitdrukking al bij Antjie gezien, en bij Joe, de voldoening die voorafgaat aan het vertellen van een goed verhaal. Want verhalen zijn het sociale betaalmiddel van de Karoo. Iedereen heeft er wel een. Liefdesverdriet, geluk, triomf en falen, maar het zijn verhalen die definiëren, karakteriseren, inzicht geven. Zo anders dan de verhalen van stedelingen, nu op Facebook en Twitter, die zijn opgeleukt, zodat iedereen er goed afkomt, onecht en vervormd, rookgordijnen en maskers.
‘Oom Diederik heeft veel kanten. Neem het milieu bijvoorbeeld. Hij doet vreselijk veel, ik ken niemand die zoveel van de Karoo houdt... en hij is heel slim,’ zegt Lourens le Riche. En dan eerbiedig: ‘... zo scherp als een mes.’
25
Spoorzoeken leer je het best van een ervaren spoorzoeker.
– De principes van het spoorzoeken: Leren spoorzoeken
Hij vertelt me het verhaal van Diederik Brand die een zestientons Toyota Hino met een dubbeldeks schapenbak voor 400.000 rand te koop had gezet in het Landbouweekblad.
‘Er belden drie kerels, en oom Diederik zei dat de eerste man die het geld overmaakte de truck kon komen ophalen. Ze stortten alle drie het geld. Toen zei oom Diederik tegen alle drie dat ze de truck konden komen halen. De eerste kwam en nam de truck mee. Toen de andere twee op de boerderij kwamen, zei oom Diederik: “Het spijt me erg maar jullie zijn te laat.” Ze werden boos, dus zei oom Diederik: “Jongens, het zijn maar zaken, jullie hebben een heel eind gereden, vanavond slapen jullie hier en genieten van de echte Karoo-gastvrijheid, op mijn kosten.” En hij liet een hoop eten maken, gooide er wat brandewijn tegenaan en vertelde de hele avond verhalen en grappen, en toen ze lekker bezopen waren, zei hij: “Maak je geen zorgen, morgenochtend krijgen jullie allebei een cheque voor het volle bedrag,” en ze gingen uit elkaar als de beste maatjes. Maar een week later belden die twee mannen en zeiden dat de cheques ongedekt waren, en vroegen waar hun geld was. Oom Diederik zei dat het een fout van de bank moest zijn, hij zou meteen de directeur van de bank bellen, en onmiddellijk een nieuwe cheque sturen. Een week later hetzelfde verhaal. En zo ging het een maand of wat door, tot die mannen doorhadden dat ze waren opgelicht, en toen kwamen de brieven van advocaten en dreigementen. Maar oom Diederik kent alle trucs, hij zei dat uit zijn afschriften bleek dat de betaling was gedaan, of hij vroeg bewijzen van koopcontracten die er niet waren, want hij doet alles mondeling. Of hij nam de telefoon niet op, hij hield ze aan het lijntje en trok bijna een jaar rente van die 800.000 rand, tot het voor de rechter zou komen. En toen, op het bordes van de rechtbank, zei hij: “Oké, jullie krijgen je geld, zonder rente, maar dan laten jullie de aanklacht vallen,” en toen waren die kerels het zo zat en waren ze zo dankbaar dat ze zeiden dat het goed was.’