Maar er is geen truck te zien.
Ik knip de indrukwekkende veiligheidsriem los, neem mijn zwarte sporttas en het verpakte hagelgeweer vanachter mijn stoel en steek Lotter mijn hand toe.
‘Dank je.’
‘Any time. En veel succes.’ Hij wijst naar het pakket dat ik als een baby op mijn arm draag. ‘Ik hoop niet dat je dat ding hoeft te gebruiken.’ En dan, als ik op het asfalt sta, vlak voordat hij de perspex koepel weer vastzet, roept hij boven de luide motor uit: ‘Lemmer, ik neem aan dat je het al wist, maar Diederik moet je altijd vooraf laten betalen...’
Een stem achter me: ‘Meneer!’
Ik kijk om. Er komt een man aanspringen, een gezicht als een oorwurm van verontwaardiging. Hij is kort en breed, een bruingebrande Napoleon in een keurig lichtgrijs uniform met blauwe epauletten. ‘Waar gaat die man naartoe?’ Hij wijst met een beschuldigende vinger naar de RV7 die naar het westen opstijgt.
‘Vast naar huis.’
‘Hebt u de vrijwaring?’
‘Wat voor vrijwaring?’
‘Zijn landingsvrijwaring.’ Hij komt voor me staan, zet zijn handen op zijn heupen, en staart Lotter na. ‘Over de radio zei hij dat hij die had.’
‘Nee,’ zeg ik.
‘Ik moet zijn vrijwaring hebben.’
Lotter is een stipje dat nu naar het zuiden glijdt.
‘Ik heb zo’n vermoeden dat je die niet gaat krijgen.’
‘Jirre,’ zegt Napoleon. ‘Die mensen maken me het leven onmogelijk.’
‘Waarvan vrijwaart dat wie?’
Hij richt zijn aandacht voor het eerst op mij, een blik die bevestigt dat ik inderdaad zwakzinnig ben. ‘Het vrijwaart het bedrijf, in het geval van een incident. Dit is geen openbaar vliegveld.’
‘Een incident?’
‘Een ongeluk.’
‘Maar er is geen ongeluk gebeurd.’
‘Dat doet er niet toe.’ Hij kijkt naar mijn sporttas, naar de bundel voor mijn borst. ‘Wat doet u hier?’
‘Ik wacht op een truck.’
Handen weer op de heupen. ‘Niet hier. Dit is bedrijfsterrein.’
‘Waar kan ik wachten?’
‘Bij het hek.’ Een korte vinger steekt als een dolk in oostelijke richting.
Bij het hek strekt de asfaltweg zich voor me uit, het landschap is hard, vaalbruin en droog. Hier en daar een boom. Ik blijf even staan, rits mijn sporttas open, stop de mag7 erin, maak hem dicht. Loop door. Ik raak steeds meer overweldigd door de hitte, het zweet glijdt in ijle stroompjes langs mijn rug.
De weg is stil. Verlaten. Waar is Lourens le Riche?
Het is allemaal te snel gegaan, te ongecoördineerd. Ik had het mobiele nummer van Le Riche moeten krijgen. En dat van Diederik Brand. Er waren vragen die ik had willen stellen. Zoals: waarom is Brand pas zo laat met mij komen praten, een paar uur voordat de neushoorns ingeladen worden? Wanneer heeft hij besloten om mijn diensten in te roepen?
Ik zie een kruising verderop. Daar ga ik wachten.
De enige beschutting tegen de vlijmscherpe zon zijn vier armetierige, bijna bladloze bomen. Ik zet mijn tas neer, zoek een beetje schaduw en leun tegen de ruwe stam. Mijn hemd kleeft tegen mijn rug, het zweet brandt in mijn ogen. Ik heb geen hoed.
Ik kijk op mijn horloge. Kwart voor drie.
Ik veeg met mijn mouw over mijn voorhoofd. En dan vloek ik lang en hartgrondig.
24
De meeste dieren blijven het liefst verborgen als ze eten, en brengen soms hun voedsel naar een speciale voederplek, waar ze veilig kunnen eten.
– De principes van het spoorzoeken: Classificatie van sporen
Om kwart voor vier ga ik op de grond zitten, met de dunne stam tussen mij en de genadeloze zon. Mijn telefoon gaat. Ik sta op en haal hem uit mijn broekzak in de hoop dat het Diederik Brand is, want ik heb een appeltje met hem te schillen.
Het is Joe van Wyk. Uit Loxton. ‘Lemmer, jongen, ik hoor dat Diederik je ergens bij heeft gehaald.’
‘Dat klopt.’
‘Heeft hij je vooruitbetaald?’
‘Ik weet het niet, Joe, dat loopt via mijn werkgever.’
‘O, nee, dan is het goed. En wat moet je voor hem doen?’
‘Dat mag ik niet zeggen.’
‘Ai ai, die Diederik,’ zegt hij en hij lacht zijn vrolijke lach. ‘Nou ja, sterkte, Lemmer jongen. Anna stuurt ook de groeten.’
Om tien over vier gaat mijn mobiel opnieuw. Ben Bruwer, de aannemer uit Loxton, de man die advies had gegeven over mijn rotte dak: ‘Nu werk je voor Diederik Brand,’ klinkt het verwijtend.
‘Een paar dagen maar.’
Die informatie moet hij even verwerken. ‘Hoe dan ook, als ik jou was had ik om een aanbetaling gevraagd. Vijftig procent voorschot.’
‘Hij onderhandelt met mijn werkgever, Ben.’
‘Hoe dan ook, ik zou vijftig procent voorschot vragen. Goedendag.’ En dan is hij weg.