Ik zucht. Diep.
‘Ik doe mee,’ zeg ik.
22
Om tekenen te herkennen, moeten spoorzoekers weten wat ze moeten zoeken en waar ze moeten zoeken. Iemand die niet vertrouwd is met de tekenen herkent ze misschien niet, al liggen ze vlak voor zijn neus.
– De principes van het spoorzoeken: Herkenning van sporen
Lotter ziet eruit als een rocker van middelbare leeftijd: kalend, paardenstaartje, rond brilletje en een zigeunergezicht. Hij schudt mijn hand met een gemoedelijke glimlach, pakt mijn zwarte sporttas en loopt naar het vliegtuigje.
Het is onmogelijk klein, een rood-wit-blauw speeltje met een perspex koepeltje over de cockpit, twee zitplaatsen, en een dunne stuurknuppel waar je iets substantiëlers verwacht. Het lijkt op het soort dat in het nieuws een ‘ultralight vliegtuig’ wordt genoemd, gewoonlijk met het woord ‘neergestort’ in dezelfde zin.
Emma komt ook kijken, nieuwsgierig, gegrepen door wat zij daarnet enthousiast mijn ‘lekkere avontuur’ heeft genoemd.
Diederik Brand komt naast me staan. ‘Je hoeft je geen zorgen te maken, Lotter is een nationale kampioen.’
Wat me dwarszit is niet hoe hij vliegt, maar waarin hij vliegt. Ik zeg niets.
‘Liever het zekere voor het onzekere,’ zegt Brand en hij geeft me een in een groezelige lap gewikkeld pakket.
Ik ruik de wapenolie en begin het pakket open te maken.
Hij legt een hand erop. ‘Misschien kun je beter kijken als jullie in de lucht zijn...’ en hij werpt een betekenisvolle blik naar Emma. ‘Ik wil haar niet bezorgd maken.’
‘Is er iets wat ik moet weten?’
‘Je weet wat er gebeurt op onze wegen,’ zegt hij.
Ik aarzel. Mijn Glock 37, met tien .45 gap-kogels in het magazijn, zit in mijn sporttas. Ik heb niets anders nodig. Maar Diederik Brand heeft zich al omgedraaid, loopt naar het toestel des doods en klapt in zijn handen. ‘Kom op, beetje opschieten.’
Ik kijk op mijn horloge. Vijf voor twaalf.
Twee uur geleden was mijn leven een lied.
Ik sta naast de vleugel, klaar om in te stappen. Emma komt naar me toe met een eigenaardige mengeling van emoties op haar gezicht: bezorgdheid, trots, tederheid...
Ik wil haar een afscheidszoen geven. Ze omhelst me onverwacht, haar lichaam tegen het mijne. Ze zegt iets wat verloren gaat in het lawaai van de vliegtuigmotor.
‘Wat?’ schreeuw ik.
Emma houdt haar mond tegen mijn oor.
Ze roept: ‘Ik hou van je, Lemmer.’
‘Cape Town information, romeo victor sierra, good morning,’ zegt Lotter over de radio als de Bokpoortweg onder ons voorbij schuift en mijn maag in mijn keel zit.
‘Romeo victor sierra has taken off Loxton at ten zero four zulu, on flight plan reference zero two five, romeo victor sierra.’
‘Romeo victor sierra, squawk four zero six six, no reported traffic and call me crossing the fir boundary.’
Taal van een vreemde wereld. Lotter herhaalt de woorden van de spookstem ter bevestiging, stelt hier wat, schuift daar wat en bestudeert de onpeilbare instrumenten. Ik vraag me af welke de eerste aanduiding zal geven dat we in een vuurbal zullen vergaan. Dan kijk ik met tegenzin uit het koepelvenster. Onder ons is de Karoo ineens wijd en open, het luchtruim erboven is diepblauw en onmetelijk groot.
Er groeit een onaangenaam gevoel in mijn maag.
Ik herinner me het pakket op mijn schoot, rol de lap van het vuurwapen en onthul een eigenaardig ding: het is een mag7, het lokaal gefabriceerde hagelgeweer met korte loop, dat eruitziet als een uzi aan de steroïden. Kaliber 12, vijf patronen in een lang magazijn, serieuze stopkracht, zo’n ding dat speciale eenheden van de politie voor invallen gebruiken. Twintig extra kogels in een plastic zakje.
Lotter fluit in mijn koptelefoon. ‘Ik zweer het, ik sta aan jouw kant,’ zegt hij met zijn vage Boeren-Engelse accent.
‘Maar wie staat er aan de kant van Brand?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Deze wapens zijn alleen voor overheidsgebruik. Burgers krijgen daar geen vergunning voor.’
Lotter lacht. ‘Jaja, die Diederik,’ zegt hij en hij schudt zijn hoofd. Hij kijkt me aan. ‘Je ziet een beetje bleek.’ Hij trekt een bruin papieren zakje onder zijn stoel vandaan en geeft het aan mij. ‘Voor als je moet kotsen.’
Wat even voorbij Hopetown gebeurt.
‘Uitgebreid ontbeten?’ vraagt Lotter meelevend.
Ik antwoord niet, te bang om te praten.
‘Het is heel normaal,’ zegt hij, verwijzend naar mijn ongemak. ‘Je gaat je zo beter voelen.’
Twintig minuten later schuift er nog een dorp onder ons voorbij. Ik haal diep adem en vraag hoopvol of hij niet moet landen om te tanken.
Hij grinnikt. ‘Dit ding vliegt drieduizend kilometer op een volle tank.’
‘Dat is ver voor een ultralight vliegtuig,’ zeg ik sceptisch.