Het zijn hufters, denk ik.
‘Meer bier,’ roept Rat.
Tante Wilna komt aandraven. Als ze langsloopt, vraag ik om de rekening.
‘Neem je geen dubbeldikke milkshake?’ vraagt ze verbaasd. De ridders zijn plotseling stil en luisteren aandachtig.
‘Vandaag niet, dank je, tante,’ zeg ik zacht.
‘Dubbeldik,’ giechelt Rattenkop.
Ha-ha-ha. Drinken gulzig van hun bier.
‘De scones zijn fantastisch,’ zegt Emma tegen tante Wilna.
‘Dank je, Emmatjie.’
Emma schenkt thee in haar kopje.
‘Emmatjie, kom bij ons zitten,’ zegt Sportief.
‘Welnee, zij is dubbeldun,’ zegt Rat.
‘Nog genoeg te kluiven...’ zegt Sportief. Ha-ha-ha.
‘Hij lijkt me een beetje dubbeldom,’ zegt Grote. Hij kijkt naar mij en tikt tegen zijn voorhoofd.
Lemmers Eerste Loxton-wet: geen hand in woede heffen in mijn woonplaats. Ik sta op, loop naar de toonbank en pak mijn portemonnee, met mijn rug naar hen toe.
‘Waarom is Jezus niet in Loxton geboren?’ vraagt Rat.
Tante Wilna kijkt bedenkelijk.
‘Omdat ze hier geen wijze man konden vinden,’ zegt Staalgrijs.
Ha-ha-ha.
‘En geen maagd,’ zegt Grote. Ha-ha-ha. Een octaaf hoger.
Tante Wilna schrijft onze rekening. Langzaam en nauwkeurig, zoals altijd.
‘Ik weet het niet. Emmatjie ziet eruit of ze nog maagd kan zijn,’ zegt Staalgrijs.
Ik leg mijn handen op de toonbank, laat mijn hoofd zakken en haal adem.
Langzaam in, langzaam uit. Ik weet hoe het werkt in hun kop: ze keken naar me, zagen een onopvallende, magere plattelander en vonden moed in hun aantal.
‘Laat mij beschikken over de maagd van de dubbeldikke,’ zegt Sportief.
‘Rijmen en dichten zonder het hemd op te lichten,’ zegt Grote.
‘Emma, ko’ lê ma, sê ma’ vir jou grêmma die omie wil jou baby hê...’ zingt Rat zijn versie van een oud Afrikaans liedje.
Uitbundig gelach.
Ik doe mijn portemonnee open, mijn vingers zijn klaar om het geld eruit te pakken. Ik zie hoe mijn handen trillen.
‘Kom maar Emma, ik zal lief voor je zijn,’ zegt Rat.
‘Of misschien niet,’ zegt Sportief. Ha-ha-ha.
Ik hoor Emma’s stoel naar achteren schuiven en weet dat we een probleem hebben.
‘Kom dan,’ zegt Emma, ‘kom het dan proberen.’
‘Hoooo...’ zegt Rat, maar met minder bravoure.
Emma’s stem is als een mes: ‘Ik vraag me af wat je vrouw zou zeggen als ze je nu kon zien. En je kinderen...’
Daar hebben ze geen gevat antwoord op.
‘Het is vijfennegentig rand,’ zegt tante Wilna fluisterend. Ter wille van haar moeten we hier weg. Nu.
‘Stelletje zielenpieten,’ zegt Emma.
Geladen stilte. Ik leg haastig mijn geld op de toonbank en draai me om. Emma staat tegenover hen, haar lichaam strakgespannen van woede. ‘Emma...’ zeg ik, want ik heb haar al eens in actie gezien, toen ze negen maanden geleden een slanke vinger in de borst van een politieagent prikte, herhaaldelijk en onbevreesd.
Ik zie het gezicht van Staalgrijs, het gif, en ik weet dat het volgende wat hij gaat zeggen alles zal veranderen. Ik ben onderweg naar Emma als hij vraagt: ‘Wie de fok denk je wel dat je bent?’
Ik klamp me verbeten aan mijn laatste restje zelfbeheersing vast. Mijn hoofd schreeuwt: loop weg.
‘Jij bent zelf een fokking zielenpiet, spichtige teef,’ sist Staalgrijs.
Drift spoelt door me heen. Ik verander van richting, naar hem toe.
21
Sporen omvatten een breed scala aan tekenen, van duidelijke voetafdrukken, die gedetailleerde informatie leveren over de identiteit en activiteiten van een dier, tot heel subtiele tekenen die soms niets meer aangeven dan dat er een verstoring is geweest.
– De principes van het spoorzoeken: Classificatie van sporen
‘Hallo, wat een prachtige fietsen daarbuiten, jullie moeten schatrijk zijn,’ klinkt een joviale, diepe stem vanaf de deur. Een grote man met een bekend gezicht loopt haastig voor me langs naar binnen. Hij geeft me een knipoog en leidt me af. ‘Lemmer, ouwe jongen, ik loop je al in het hele dorp te zoeken,’ zegt hij alsof hij me goed kent.
Ergens in mijn achterhoofd registreer ik wie hij is. Diederik Brand, plaatselijke boer. Ik loop om hem heen, want ik wil bij Staalgrijs beginnen, ik wil ze pijn doen. Grote begint al op te staan.
Emma ziet me en komt tot bezinning. ‘Lemmer, nee,’ zegt ze.
Diederik legt een brede, stevige hand op mijn schouder, zijn stem is zacht en overredend: ‘Dat wil je jezelf niet aandoen.’ Hij wendt zich naar hun tafel. ‘Heren, wat kost zo’n ding nou?’ vraagt hij terwijl hij me naar de deur manoeuvreert.
Emma ziet wat hij wil doen en pakt mijn arm; haar hand is koel op mijn huid.