‘Misschien hebben ze het veranderd... Shit. Denkt u dat het de dag van de aanslag kan zijn? Van de terroristische actie?’
‘We kunnen maar beter zorgen dat we daarachter komen, vind je niet?’
(19 september 2009. Zaterdag.)
Tau Masilo is vanaf negen uur op kantoor, waar het stil is. Alleen de kernploeg is er.
Hij leest eerst het rapport van Reinhard Rohn, hun man in Namibië. Niets nieuws. Hij begint bezorgd te worden.
Dan kijkt hij weer in zijn aantekeningen van de vorige dag, over de Restless Ravens. En krijgt hetzelfde onbehaaglijke gevoel.
Hij kijkt naar het rapport van Rajkumar. 23 Shawwal. 12 oktober 2009.
Hij schuift alles opzij en legt zijn handen op het toetsenbord van zijn laptop. Hij opent zijn browser en gaat vervolgens naar Google. Hij typt in: 12 oktober 2009, Kaapstad.
Zijn ogen gaan de mogelijkheden langs. De zesde hit trekt zijn aandacht. Het is een bericht uit een lokaal dagblad, en het wordt hem koud om het hart.
Kaapstad – Het Amerikaanse voetbalteam dat aan de Worldcup in 2010 zal deelnemen, brengt volgende maand een bliksembezoek aan het nieuwe stadion van Kaapstad in Groenpunt.
De komst valt samen met de inspectie van de bouwwerkzaamheden door de fifa op 12 oktober, wanneer Sepp Blatter, de hoogste man van de fifa, en een afvaardiging van zo’n zestig officials zullen deelnemen aan de ceremonie waarbij de eerste spade wordt gezet.
‘Jezus,’ zegt Masilo.
Hij staart lang naar het scherm, klikt dan het bericht weg en belt Janina Mentz.
Boek 2: Lemmer
(de zwarte zwaan)
September 2009
De kunst van het spoorzoeken behelst alle tekenen van dierlijke aanwezigheid die in de natuur kunnen worden aangetroffen, waaronder grondsporen, vegetatiesporen, geur, sporen van voeding, urine, uitwerpselen, speeksel, braakballen, territoriumvlaggen, paden en schuilplekken, vocale en andere geluidssporen, visuele sporen, toevallige sporen, indirecte sporen en sporen van skeletten.
– De principes van het spoorzoeken: Identificatie van sporen (L.W. Liebenberg)
19
Territoriumgrenzen kunnen gemarkeerd worden met een geurvlag van urine of uitwerpselen, of met een geur die op de struiken wordt overgebracht via speciale geurorganen.
- De principes van het spoorzoeken: Classificatie van sporen
Ik zoek de problemen niet op, ze komen naar me toe.
Het is elf uur op een zaterdagochtend eind september. Ik zit met Emma le Roux in de Rooi Granaat, mijn wereld is op dit moment goed, bijna volmaakt: de luie dorpsgeluiden van Loxton, het begroetingsfluitje van een kwikstaart als hij het restaurant binnen hipt, de baan zonlicht door het raam op het noorden. Ik heb mijn grote ontbijt met voldoening naar binnen gewerkt, de filterkoffie is lekker en sterk. Emma zit nog rustig en met zichtbaar genoegen te eten van de verse scones met room en jam; er staat een pot thee klaar. Haar huid gloeit en ze heeft een blos op haar wangen, want twee uur geleden lagen we nog verstrengeld op de spierwitte lakens van mijn bed. Ze vertelt over een boek dat ze aan het lezen is, met een stem die altijd dieper is dan haar tengere lichaam voorspelt. Op de volmaakte boog van haar lip zit een spatje room, als een sneeuwvlokje.
Het is allemaal te mooi om waar te zijn, want ik ben Lemmer.
Alsof de goden wakker worden, klinkt er een vaag, diep, mechanisch lawaai dat steeds harder wordt, tot Emma ophoudt met praten en haar hoofd omdraait. Tante Wilna, het kloppende hart van de Rooi Granaat, komt uit de keuken en veegt haar handen af aan haar schort. ‘Horen jullie dat ook?’
We luisteren hoe de rollende donder aanzwelt en een duidelijke richting krijgt: een invasie vanaf Carnarvon.
We kijken samen naar het ruime verkeersplein rond de kerk. Alsof het hele dorp tegelijk pauze neemt, drommen de mensen ineens uit de supermarkt en de coöperatie. Er komt een kluitje bruine kinderen van de kant van het parochiehuis aanrennen tot op het plein, maar hun kreten gaan verloren in de kakofonie. Ze wijzen plotseling met opgewonden vingers naar de straat.
Een dramatische opkomst op de negen-uur-poot van het verkeersplein: bonkige wonderen van chroom en staal en lange zwarte slierten leer die van handvatten en zadeltassen wapperen; vier Harley Davidsons en hun ridders met zonnebril, potsierlijke helm, felgekleurde bandana over mond en neus, armen en benen gestrekt om bij de pedalen en het stuur te kunnen. Ze verdwijnen achter de kerk, verschijnen weer, volgen de bocht tot hier voor het restaurant en stoppen, keurig in het gelid, met de achterkant naar ons toe, voorwielen naar de straat. Nog even wordt de motor opgejaagd, met oorverdovend lawaai, en dan worden de standaards uitgeschopt en de bandana’s afgetrokken.
Genadige stilte.
Kleine nummerborden. Ik lees ze op volgorde: nv me. boy’s toy. loud proud. En hellrazor. Allemaal uit de Kaap.
nv me stijgt van zijn troon, gespt zijn helm los, trekt de vingerloze leren handschoenen uit, en dan het leren jasje met kwastjes. Staalgrijs haar, duur en stijlvol geknipt, een jongensgezicht, een en al zelfvertrouwen. Het T-shirt zit een beetje strak.