Geen twijfel aan. Een hand. Levenloos. Een smalle, witte hand die op een bovenlichaam rust. In de kofferbak.
Drie figuren in de Mercedes, twee voor, één achter. Allemaal mannen. De man op de achterbank begint om te kijken na de schok van de botsing. Brede schouders, een eigenaardig gezicht, vervormd, alsof hij geen neus heeft. Misschien komt dat alleen door de resolutie van de video.
Joubert kijkt goed, hij kan het serienummer van de auto zien. E-350. Het kenteken is nog veel makkelijker te lezen.
Hij bekijkt snel het naar achteren gerichte beeld van de video. De buschauffeur, de lege zitplaatsen achter hem: zijn bovenlijf schokt door de botsing. ‘Fuck,’ zegt de chauffeur, het woord duidelijk hoorbaar. Dan een gebaar van frustratie, woede. Hij draait aan het stuur om naar de kant te gaan. ‘Fucking klootzak.’
Terug naar het vooraanzicht, hij bevriest het weer op het moment dat de kofferbak wagenwijd openstaat.
Een hand. Een mens, daarbinnen. Doodstil.
Hij staart naar het beeld, zijn hoofd maalt.
Heeft Danie Flint dit ook gezien?
Heeft het iets te maken met zijn verdwijning?
Iemand in de kofferbak. En iets aan de manier waarop de hand ligt, hoe die reageert op de kracht van de botsing, vertelt hem dat hij bewusteloos is. Of levenloos.
Moet hij niet eerst verder kijken tot aan 15 oktober?
En hoe moet hij hiermee omgaan? Sterk bewijs van een ernstige misdaad. Minstens een ontvoering. Hij zal de saps moeten laten komen, nadat hij Eckhardt heeft gebeld. Maar hij wil zelf de controle houden.
Niet overhaast te werk gaan. Alles stap voor stap. Hij haalt zijn schrijfblok naar zich toe en klikt op het scherm. Schrijft datum en tijd op. Zoekt naar een verwijzing naar de precieze plek waar het is gebeurd, maar vindt alleen het bus- en routenummer. Hij noteert de naam van de buschauffeur. Jerome Apollis. Daarna de gegevens van de Mercedes. Ritst het schrijfblok dicht zodat niemand de aantekeningen kan zien. Zijn verzekeringspolis.
Hij haalt zijn telefoon tevoorschijn en belt de operational manager van abc. ‘Ik denk dat u even moet komen kijken.’
François Eckhardt is in de veertig, modieuze bril, lang, mager, professioneel. Draagt een smaakvolle combinatie van pak, overhemd en das die Joubert met zijn neus op zijn eigen gebrek aan smaak drukt. De operational manager gaat naast Philander staan en bekijkt de video twee keer voordat hij zegt: ‘Neville, kijk of je Apollis te pakken kunt krijgen. Zo snel mogelijk. Als hij dienst heeft, zoek je een vervanger.’ Dan wendt hij zich tot Joubert. ‘Nu moeten we de politie erbij betrekken.’
‘Er is een inspecteur in Milnerton met wie ik samenwerk.’
‘Bel hem.’
‘Ik zal hem alvast het registratienummer van de Mercedes geven.’
‘Doe wat u denkt dat nodig is. U hebt onze volledige medewerking.’
Joubert belt Fizile Butshingi. ‘Ik denk dat ik iets heb gevonden.’
‘Wat?’ Fel en serieus.
‘Bewijs voor een ernstige misdaad. Het zou ontvoering kunnen zijn of erger...’
‘Ai, ai. Waar ben je?’
Joubert geeft hem het adres van de abc-remise. ‘Er is een voertuig bij betrokken en we hebben naam en adres van de eigenaar nodig. Zou je dat intussen door het systeem kunnen halen?’
‘Geef maar door.’
De euforie wordt getemperd door teleurstelling, want hij weet wat er gaat gebeuren.
Dat is het andere grote verschil tussen een privédetective en een politieagent, denkt hij terwijl hij zit te wachten. Je moet je erbij neerleggen dat je het op een gegeven moment moet overdragen.
Er was daarnet even een moment dat hij een andere oplossing zag. De optie van verzwijgen, een digitale kopie van de video maken, met Jacks contacten erachter zien te komen van wie de Mercedes is, en erachteraan gaan.
Maar dan moet hij doortrapt te werk gaan, de overeenkomst met abc schenden, de wet overtreden, want dit is duidelijk bewijs van een misdaad. En dat kan hij allemaal niet doen.
En nu gaat Butshingi ermee vandoor. Hij lijkt een goede rechercheur. En als het duidelijkheid brengt over het lot van Danie Flint, dan doet het er niet toe.
Hij zucht.
Om acht over vier gaat zijn mobiel. Mildred, de receptioniste van Jack Fischer & Co: ‘Meneer Fischer wil weten of u vandaag nog op kantoor komt.’
‘Ik weet het niet.’
‘Blijf even hangen, alstublieft.’
Ze zet hem in de wacht, muziek in zijn oor. Dan komt Jack aan de lijn, zijn stem joviaal. ‘Mat, heb ik het mis of ben je iets op het spoor?’ Alsof er gisteravond niets is gebeurd.
‘Ja, Jack. Ik maak goede vorderingen...’
‘Uitstekend, uitstekend, heel blij om dat te horen. Mat, jongen, Faantjie en ik hebben vanochtend overlegd. De hele zaak bekeken. Van alle kanten. Financiën. Het menselijke aspect, dat is voor ons belangrijk, Mat. Heel belangrijk. Wil mevrouw Vlok graag tegemoetkomen...’