Wat moet hij nu?
Hij vraagt Tanja wat voor pistool het was.
Een kleine Taurus, zegt ze. Danie had het expres gekocht zodat zij het ook kon gebruiken.
Kon ze ermee schieten?
Dat had ze weleens gedaan. Op de schietbaan.
Had Danie iets over het wapen gezegd, in de maanden voordat hij verdween?
Geen woord.
Het lag beslist in de kluis?
Altijd.
Dus Danie moet het hebben meegenomen?
Ja. Met een blik waaruit blijkt dat ze weet dat ze daarmee zijn idee bevestigt: Danie was ergens bij betrokken.
Hij praat weer met Tanja over het geld. Hij hoort haar vooral uit over Danies vrienden, de mogelijkheid dat hij iemand bij de sportschool, in de buurt, in een restaurant of café kan hebben ontmoet met wie hij bepaalde zaken kan hebben gedaan.
Ze houdt vol dat ze dat geweten zou hebben. Al hun vrienden zijn getrouwd, alle vrouwen loyaal, als er iets was, zou dat bij haar terecht zijn gekomen. En bovendien, ze waren bijna nooit alleen op stap geweest. Soms, bij uitzondering, maar meestal waren ze samen, bij elkaar.
Wat nu? vraagt ze.
Hij moet de bron van het geld vinden.
Hoe?
Hij zal blijven graven.
Ze knikt alleen maar.
Hij biedt weer aan dat ze bij Margaret en hem kan komen logeren.
Ze zegt weer, dank je wel, maar nee, liever niet. Al is het pistool weg, ze heeft nog het huisalarm, de alarmknop en de bewakingsdienst die erop zal reageren. Ze gaat zich niet laten intimideren.
‘Ik heb nagedacht over de inbraak,’ zegt hij. ‘Er zijn veel manieren om die boodschap aan je over te brengen. Ze hebben een specifieke modus operandi gekozen. Een voorzichtige. Bijna halfhartige. Dat zegt iets. Ik weet nog niet wat...’
Hij heeft afgesproken met inspecteur Fizile Butshingi op het politiebureau van Milnerton. Ze drinken thee, die Butshingi zelf in de keuken gaat maken, en zitten aan weerskanten van het gehavende dienstbureau dat vol dossiers ligt.
Joubert vertelt hem van het onderzoek, van begin tot einde. Hij laat niets weg. En als hij klaar is, zegt hij: ‘Als je kunt kijken naar diefstal van contant geld, augustus, september, oktober. Vierhonderdduizend, mogelijk meer. Iets wat afwijkt.’
‘Ik zal het proberen,’ zegt Butshingi.
‘En als je kunt zorgen dat Table View vanavond een oogje houdt op Tanja Flints huis, zou ik dat erg op prijs stellen.’
‘Oké. En misschien kunnen onze mensen ook bij haar bedrijf patrouilleren.’
‘Heel erg bedankt.’ En dan kijkt Butshingi naar Joubert en schudt zijn hoofd. ‘Rare wereld, Sup.’
‘Ja,’ zegt Joubert, ‘en hij wordt met de dag raarder.’
Margaret was altijd al gevoelig voor zijn sombere buien, en leest de tekenen onmiddellijk.
‘Wat is er gebeurd?’ vraagt ze meteen.
Ze lopen door naar de keuken. Hij vertelt haar dat het onderzoek weer is vastgelopen. En van de ruzie met Jack Fischer.
Ze doet wat ze altijd doet. Praat met hem, over onbelangrijke dingen. Vraagt hem om voor hen allebei een glas wijn in te schenken. Terwijl zij in de keuken behendig in de weer gaat en voor hen bobotie, geelrys en soetpatats maakt, een van zijn lievelingsgerechten.
Op de tv zoekt ze iets waarnaar hij graag kijkt, en vindt op een satellietkanaal een herhaling van Everybody Loves Raymond. Leunt tegen hem aan, haar hoofd op zijn schouder, haar handen om de zijne.
’s Nachts ligt hij na te denken over Danie Flint. Hij probeert het spoor te volgen zoals hij het gevonden heeft. Opgewekt, extravert, feestbeest, ambitieuze manager met foto’s van sportwagens aan de muur, zijn vader verloren, een licht egocentrische, materialistische man, getrouwd met een serieuze, toegewijde, gedreven vrouw.
Een groot bedrag aan cash in handen gekregen. Dat voor zichzelf uitgegeven. Sluw. Egoïstisch.
Dan opeens verdwenen.
Geen nieuwe inzichten. Alles wees in dezelfde richting. Tot hij na twee uur indommelt.
’s Ochtends is Margaret opgewekt. Terwijl hij zijn yoghurt met muesli zit te eten, zegt ze: ‘Weet je, ik heb eens nagedacht. Al dat verhuizen, al dat gedoe met aannemers, de onroerendgoedmarkt, elk moment van de dag kopers over de vloer. Misschien wordt het tijd voor iets anders.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Ik was gisteren in Constantia, en ik stond daar te kijken naar dat afgeleefde, oude huis en te bedenken wat er allemaal aan gedaan moest worden om het op te knappen, en toen vroeg ik me af: waarom? Wil ik dat echt? Moeten we dat echt doen? Misschien word ik oud. Misschien heb ik iets heel nieuws nodig, maar ik kon er niet echt warm voor lopen.’
‘Nee,’ zegt hij. ‘Je wordt niet oud.’
Ze geeft hem een kus op zijn wang. ‘We hebben geld op de bank. Ik hou van dit huis. Het is perfect voor ons. En ik hou van Milnerton. Het is... centraal, we zitten overal dichtbij, de buren zijn aardig... ik ben gelukkig...’