De onderste la levert ook niet veel op: het oorspronkelijke Windows XP-schijfje van de computer, een handleiding voor een inkjetprinter, twee oude fhm-tijdschriften en een Sports Illustrated Swimsuit Edition, een Auto Trader en twee andere autotijdschriften.
Joubert verrijdt de stoel zodat hij de deur van het kastje kan openschuiven. Dat zit vol lichtbruine ordners, op datum gerangschikt, van 2004 tot 2006, en twee telefoonboeken. Hij haalt een van de ordners tevoorschijn en bladert hem door. Onbegrijpelijke abc-documenten. Hij zet hem terug, schuift de kast dicht.
Waar zou de sleutel van de bovenste la zijn? Bij die van de Audi die tegelijk met Flint zijn verdwenen?
Nog één ding dat hij kan bekijken: de computer. Hij tuurt onder het bureau, zoekt het aan-knopje en drukt het in. De computer gaat aan. Hij houdt het scherm in de gaten en wacht tot alle iconen zijn verschenen. Outlook. Word. Excel. Explorer. drmp.
Hij zit naar het scherm te staren. Zou hij schade aanrichten als hij het e-mailprogramma opent? Als hij nog bij de Dienst zat, zou hij nu een computerdeskundige laten komen, en iemand die de la kon openmaken, binnen een halfuur zou hij toegang en informatie hebben gehad. Maar nu betekent elk struikelblok geld, het afwegen van potentiële resultaten tegen de kosten.
Zo kun je geen onderzoek doen.
90
Mat Joubert zit achter de computer van Danie Flint, met zijn ellebogen op het bureau, zijn hoofd in zijn handen en overweegt de mogelijkheden om het op zijn eigen manier te doen. Hij weet dat het implicaties heeft. Hij weet dat het tegen zijn aard is, tegen beter weten in. Dertig jaar ervaring heeft hem geleerd dat het slimmer is volgens de regels te werken, want het alternatief keert zich altijd tegen je.
Wat hij moet doen is naar Jack Fischer rijden en zeggen: ‘Nee, ik ben het niet eens met dit beleid om klanten uit te melken.’ Eerlijk en rechtdoorzee, dat is de enige manier die hij kent.
Maar tegelijkertijd weet hij dat hij niet de snelste detective van de wereld is, hij is langzaam en degelijk, piekert te veel over details. Wat moet hij zeggen als Jack reageert met: ‘Dan moet je sneller werken’? Hij kan niet met zijn tekortkomingen gaan schermen.
En dan herinnert hij zich dat Jack heeft gezegd dat hij Dave Fiedler, de telefoonplotter, om korting moet vragen. Dat impliceert het recht om te proberen kosten te besparen en hij pakt het visitekaartje van Bella van Breda, de jonge vrouw met de bril en de blos, de buurvrouw van Bennie Griessel. Hij belt haar, moet eerst uitleggen wie hij is voordat hij haar zijn probleem voorlegt.
‘Ik kan het proberen,’ zegt ze.
‘Het probleem is de begroting van mijn klant... Wat gaat het kosten?’
‘Dat hangt ervan af. Als je wacht tot ik klaar ben vanmiddag, zal ik je niets rekenen.’
‘Nee, nee, je kunt het niet voor niets doen.’
‘Laten we eerst maar eens kijken of ik iets vind.’
‘Hoe laat ben je klaar?’
‘Zo tegen zes uur.’
‘Zal ik je komen ophalen?’
‘Graag.’
Hij schrijft haar werkadres op, hangt op en loopt naar Neville Philander om te vragen of hij aan het eind van de middag nog een keer mag langskomen.
Bij een winkeltje in Woodstock koopt hij een blikje Tab, dan zoekt hij in het stratenboek dat hij onder zijn stoel heeft liggen hoe hij naar het huis van Gustie Flint moet rijden en eet zijn broodjes in de auto, op weg naar Panorama. Margaret heeft zijn lievelingsbroodjes gemaakt: avocado, geraspte biltong en flinterdunne Parmezaanse kaas, smaak en textuur precies goed, zoals bij al haar eten.
Hij legt de nieuwe stukjes van de Danie Flint-puzzel bij elkaar, de foto’s aan de muur, de knipsels van sportauto’s, het gebruik van gele post-its om dingen te onthouden, de tijdschriften in de la. Doodnormale jongeman, haastig leven, onmogelijke dromen. Extravert, opgewekt, altijd lachend, maar een harde werker, ambitieus, plichtsgetrouw. Tegenpool van de ernst van zijn vrouw, minder bezorgd over geld, leeft voor vandaag, want morgen zorgt wel voor zichzelf. Zoals de meeste mensen op die leeftijd, ze geloven allemaal dat de dingen vanzelf goed komen.
Waar zitten de barsten?
Want die moeten er zijn. Zijn verdwijning is geen toeval, dat is het wat Joubert het meeste dwarszit. De Audi die bij de sportschool geparkeerd staat schakelt de toevalsfactor uit, hij is geen willekeurig slachtoffer van een beroving.
De enige potentiële bron van conflicten zijn de ontslagen buschauffeurs. En het gaat tijd kosten, eerst elk personeelsdossier doorwerken, vervolgens de mogelijke verdachten controleren op eerdere veroordelingen, want hij weet dat geweld altijd een geschiedenis heeft.
En tijd is geld.
Hij zucht, neemt de laatste slok uit zijn blikje Tab en zet zijn richtingaanwijzer aan voor de afslag naar Panorama.
Gustie Flint vertelt Mat Joubert beheerst en welluidend hoe hopeloos de Zuid-Afrikaanse politie is sinds ‘zij’ het hebben overgenomen. ‘Maar ik ben geen racist.’