Joubert kent drie van hen als oud-collega’s. Willem Erlank heeft nog tot een jaar geleden samen met hem bij de Provinciale Taskforce gewerkt. De andere twee, Fromer en Jonck komen successievelijk uit Noordwes en Gauteng, maar ze zijn onmiskenbaar voormalige leden van de Dienst, van middelbare leeftijd, groot, getaand, iets te zwaar. Dat zou hij ook zijn geweest, denkt Joubert, zonder de zorgzaamheid van Margaret.
Ze zijn goed voorbereid en geven stuk voor stuk met diepe stem en ernstig gezicht een uitvoerige kostenberaming.
Hij maakt haastig een sommetje terwijl de anderen praten, telt zijn uren op, en besluit om het bestuderen van de papieren gisteren weg te laten, zodat hij Tanja Flint geld kan besparen. Ze heeft immers al het werk zelf gedaan. Dan overweegt hij de opties voor de volgende dagen, maakt een ruwe schatting en vraagt zich heimelijk af hoe het mogelijk is te zeggen hoeveel uren je nodig zult hebben om een zaak op te lossen.
‘Mat, hoever ben jij met het dossier Flint?’ vraagt Delport ten slotte.
‘Vijf uur gisteren,’ zegt hij. ‘Plus het imei-profiel dat we vanmiddag verwachten, en dan gaan we besluiten of we de mobiele nummers gaan plotten.’
‘Ik zie dat je nog geen kilometers in het systeem hebt ingevoerd.’
Hij is de reiskosten vergeten. ‘Dat zal ik vanochtend doen,’ zegt hij verlegen.
‘Geen probleem, we moeten allemaal de kneepjes leren. Hoeveel uren denk je dat er in de zaak zitten?’
Joubert kijkt naar zijn aantekeningen. ‘Moeilijk te zeggen... zeker nog zo’n zesendertig.’
Delport en Fischer knikken tevreden.
‘Ik wil de vingerafdrukken op de auto van haar man controleren,’ zegt Joubert. ‘Hebben we een contact voor identificatie, als ik iets vind?’
‘Uitstekend, uitstekend,’ zegt Jack Fischer. ‘Maar we gebruiken een privéjongen om de afdrukken te nemen. Hij werkte bij het forensisch lab, maar nu werkt hij freelance, biedt het hele pakket. Hij heeft een lijntje naar de saps, krijgt de uitslag binnen 24 uur. Nortier...’
‘Cordier,’ corrigeert Fanus Delport. ‘Hij staat in de database.’
Hij had het zelf kunnen doen, denkt Joubert, misschien bij Bennie Griessel nagaan of hij de afdrukken door het systeem kan halen, dat zou geld hebben bespaard. ‘Jack, Tanja Flint heeft maar dertigduizend...’
Fischer wrijft over zijn snor en glimlacht. ‘Zijn eerste opdracht,’ zegt hij en de anderen lachen goedhartig mee.
‘Dat zeggen ze allemaal, Mat. Het is een spelletje. Als ze meer nodig heeft, vindt ze het. Nietwaar, collega’s, ik heb meneer Benn...’
‘Bell,’ verbetert Delport hem weer.
‘Dat is hem. Bell. Nigerianen hebben hem voor één punt vier miljoen getild met een vier-één-negen-scam. Wie heeft zin om z’n bonus een boost te geven?’
Terwijl hij zijn kilometers in het computersysteem invoert, bedenkt hij dat het voor Tanja Flint geen ‘spelletje’ is. Hij heeft haar financiële situatie gezien. Die enorme nadruk op geld zit hem steeds meer dwars. Hij zal op een gegeven moment naar Jack moeten gaan om te zeggen hoe hij zich voelt. Maar eerst moet hij zijn verantwoordelijkheden nakomen.
Hij belt Tanja. Ze klinkt moe. ‘Ik heb met meneer Eckhardt gepraat, hij zegt dat je Danies kantoor mag doorzoeken wanneer je maar wilt, ze zullen alles doen om ons te helpen, we hebben onbeperkt toegang. Je moet het alleen met Neville regelen.’
Joubert bedankt haar en vertelt dan van zijn plan om de Audi op vingerafdrukken te controleren.
‘Hoeveel gaat dat kosten?’
‘Ik zal het navragen en ik laat het weten.’
‘Denk je dat het nodig is? Moeten we niet eerst wachten op de plot van de mobiel?’
‘Dat is misschien een goed idee.’
Nadat hij heeft opgehangen belt hij eerst Jannie Cordier, de forensisch technicus, en legt uit wie hij is en wat hij wil.
‘Ik zit vandaag vol, maar ik kan je voor vanavond inplannen,’ zegt ze met een hoge, opgewonden stem.
‘Wat kost het?’ vraagt Joubert.
‘Je wilt die auto vanbinnen en vanbuiten gedaan hebben?’
‘Graag.’
‘Vijftien, plus zes voor elk stel afdrukken dat je wilt laten identificeren.’
‘Ik laat het je weten.’
Dan maakt hij een afspraak voor twaalf uur met Neville Philander bij de remise van de Atlantic Bus Company, haalt de lijst telefoonnummers die Tanja Flint heeft opgesteld naar zich toe en begint de vrienden van haar man te bellen. Hij stelt steeds opnieuw dezelfde vragen: heeft Danie zich eigenaardig gedragen in de weken voordat hij verdween? Heeft hij het over problemen gehad, op zijn werk, in zijn huwelijk? Had hij vijanden? Was hij bij ruzies of conflicten betrokken? Had hij een reden om te verdwijnen? En de antwoorden, geestdriftig en hulpvaardig, blijven constant dezelfde. Danie was ‘een aardige man’. Danie was vrolijk, opgewekt, altijd dezelfde. Loyaal, met iedereen bevriend. Danie was een ‘feestbeest’, ‘een gangmaker’, hij leefde voor zijn vrouw en zijn werk, en voor heel veel lol maken.