Home>>read Spoor free online

Spoor(138)

By:Deon Meyer


Haar ogen volgen hem, over de Strandweg naar het hek van de opbc, tot hij in de schaduw langs de afrastering verdwijnt.



In het coördinatiekantoor, om kwart voor een ’s ochtends, kijkt Masilo met argusogen naar Bruno Burzynski. De cia-man ijsbeert rusteloos langs de achtermuur, zijn mobiel tegen zijn oor. Hij zegt met wisselende tussenpozen ‘uh-huh’, maar zijn gezicht verraadt niets.

Hij hangt op, komt terug naar de tafel en gaat zitten. Zijn ellebogen op het blad, zijn handen geopend, een gebaar van toenadering. ‘Je moet met haar praten, Tau.’

‘Ze geeft geen krimp, Bruno. Tenzij je haar vertelt wat de lading is.’

Voor het eerst is de spanning op Burzynski’s gezicht te lezen. Hij maakt een gebaar van frustratie en hulpeloosheid en zegt: ‘Dat kan niet, het is niet mijn beslissing, en deze hele toestand is allemaal zo fucking gepolitiseerd, zo fucking beladen...’

‘Daar schieten we niets mee op.’

Burzynski beheerst zich, zijn lichaam wordt weer stil. Hij leunt achterover in de stoel, zichtbaar moe. ‘Ik weet het.’



Fragment: Een chaostheorie, Human & Rousseau, 2010, blz. 317

Het laatste halfuur voordat ze komen is het moeilijkste.

De pijn van mijn lichaam dat te lang op de onzichtbare, onvindbare ongemakken van graspollen en steentjes ligt, de knagende, zeurende onzekerheid, de deuren in mijn hoofd die opengaan, ontsloten door Markus’ halve bekentenis, zodat ik aan mijn eigen, zo lang weggezonken zonden denk.

Op een talud tegenover een jachthaven, midden in de nacht, herinner ik me Cassie.

Casper. Achttien jaar geleden. Tien maanden voordat ik Frans ontmoette. Een jaar voordat ik zwanger werd. Casper, de muziekstudent, de cellist, die samen met mij een bijvak volgde. Cassie de weerloze, Cassie de onaantrekkelijke, Cassie met de scheve tanden en de kleine flapoortjes en de toenaderingspogingen als een geslagen hond. Cassie de irritante, met zijn nerveuze gesprekken zonder context, zijn abrupte stiltes, maar ik had niet de moed om hem weg te jagen. Dat gaf me een goed gevoel, het had iets opofferends, iets edels en altruïstisch om Cassies gesprekken te verdragen, om de schijn van vriendschap te laten ontstaan.

Cassie, die steeds meer wilde, die belde, die achter me aan liep, die bij de receptie van het studentenhuis naar me vroeg, tot het me te veel werd, tot mijn verzadigingspunt was bereikt, de avond van de waanzin. Ik stormde de trap af, greep hem bij de hand en sleurde hem mee naar zijn kamer. Ik deed de deur achter ons dicht, ging voor hem staan en trok mijn kleren uit. Stond bloot voor hem, naakt, tentoongesteld. Ik keek naar Cassie, naar zijn ogen die van mijn borsten naar mijn schaamhaar flitsten, naar het verslappen van zijn mond, zijn ongeloof, zijn dankbaarheid, zijn plotselinge wellust, zijn transformatie van schoothond in waakhond. Ik had, net als mijn moeder, toegegeven aan een impuls, een aandrang, een bevrijding, en ik had daar, net als zij, plezier aan ontleend. Het was een ogenblik van licht en van donker. En van waarheid.

Ik liet niet toe dat hij me aanraakte.



Ze ziet eerst de oude, donkerblauwe pick-uptruck die twee keer langzaam langs het hek rijdt, en dan weer weggaat. Richting Waterfront. Weer terugkomt. Twee mensen voorin.

Kwart voor een.

Om vijf voor een zijn ze terug. Stoppen naast de afrastering, stappen uit. Doorzoeken alles. Mannen. Een van hen met een mobiele telefoon aan zijn oor.

Milla volgt elke beweging.

Om één uur komt de tweede golf. Een busje houdt stil voor het hek. De passagiersdeur gaat open, een man stapt uit, loopt naar het hek, verdwijnt voor de auto. Is dan weer te zien als hij de hekken openduwt, eerst het linker, dan het rechter. Hij blijft staan als het busje naar binnen rijdt, wacht tot de donkerblauwe pick-up verschijnt, ook het hek door gaat, en dan doet hij het weer dicht, maar niet op slot.

De achterdeur van het busje gaat open. Zes, zeven mannen stappen uit, ieder met een wapen in de hand, ze herkent de vorm. AK47’s, zoals zij er ook een voor zich heeft liggen.

Een grote man staat te gebaren en bevelen te geven, de anderen lopen naar de pick-up en halen er dingen uit die eruitzien als cilinders, groot en log.

Ze bewegen zich efficiënt, alsof iedereen weet wat hem te doen staat. Twee lopen links om de kleine baai naar de golfbreker, twee rechts. De anderen verdwijnen achter het gebouw.

Christus, Lukas, ze zullen je zien.

De lichten van de auto’s gaan uit.

Stilte. Er gebeurt niets.



Zeventien over één.

Mentz komt het coördinatiekantoor in. De twee mannen zien de zelfvoldaanheid. ‘Je zult het inmiddels wel hebben uitgevogeld, Bruno. Het slechte nieuws is: Osmans laptop was ernstig beschadigd. Het goede nieuws dat ik gelukkig kan melden is dat de harde schijf in redelijke staat is. We kunnen waarschijnlijk binnen een halfuur bij de data. Dus de vraag is: hoe gaat het bij jullie, met je satellieten en zo?’