Home>>read Spoor free online

Spoor(137)

By:Deon Meyer


‘Waarom?’

Hij glimlacht weer om haar drang alles te willen weten. ‘Omdat ze in de toekomst ook nog zaken willen doen, ze hebben een reputatie op te houden, een erecode. Dus met een beetje geluk zal de boot met het geld teruggaan naar het schip op het moment dat de vracht door het hek naar buiten komt. Ik ga ze bij de golfbreker tegenhouden, en het enige wat jij hoeft te doen is ook een paar schoten afvuren. Hier, in de richting van het hek, laag, in de grond. Het is donker, een totale verrassingsoverval, we willen de indruk wekken dat we met veel zijn. Ik schiet een salvo met de AK, en dan met de H&K. Jij neemt de andere AK en het pistool. Je wacht tot ik vuur, dan schiet je eerst met de ene en dan met de andere, losse schoten, een stuk of vijf, zes, allemaal verschillende geluiden, daardoor wekken we de indruk van overmacht. Meer hebben we niet nodig.’

Hij pakt zijn kopje op en neemt de laatste slok koffie.

‘Christus, Lukas,’ zegt ze.



Fragment: Een chaostheorie, Human & Rousseau, 2010, blz. 312-313

Hij trekt de voor de hand liggende conclusie. Hij denkt dat mijn zorgen en onzekerheid voortkomen uit wat ons te wachten staat, hij legt zijn hand op de mijne en zegt: ‘Als alles verkeerd gaat, leg je de wapens neer en loop je weg. Naar het licht. Naar het hotel. Je wast je handen en je kleren om het residu eruit te krijgen. En wacht daar op me.’

‘Nee,’ zeg ik, want ik kan het niet meer voor me houden. ‘Ik heb het rapport over jou geschreven. Ik weet wat je bij de marine hebt geleerd. Hoe...? Hoe komt het dat je dingen weet zoals dat ze allemaal helpen inladen, en over achtervolgers afschudden en mobiele telefoons kopen zonder identiteitsbewijs en geweren in de Kaap kopen en auto’s stelen, bekleding losrukken en draadjes tegen elkaar houden? En residu van je handen wassen?’

Later, tegen het talud, schaamde ik me voor mijn drift en mijn zwakke formulering, en vond ik de woorden die ik had willen zeggen: ‘Het doet er niet toe waar al die kennis vandaan komt, het doet er niet toe waar je bent geweest en hoe je het hebt geleerd. Maar waarom vertrouw je mij niet met de waarheid? Waarom vertrouw je mijn liefde niet?’ Maar toen was het te laat.

Ik zie hoe hij eerst langs me heen kijkt, naar een onzichtbare horizon. Zijn gezicht verandert langzaam. Het wordt zachter, als van iemand die een pijnlijke mededeling moet doen. Hij zegt, met een stem die de kleur heeft van een regendag, iets heel eigenaardigs: ‘Ik ben gaan studeren om erachter te komen wanneer we onze onschuld hebben verloren. En ik heb het gevonden.’

Pas dan kijkt hij naar mij. ‘We sturen al veertienduizend jaar op chaos aan, Milla. Vanaf de eerste nederzetting, het eerste dorp, de eerste stad. Zo langzaam dat niemand het heeft gezien. Maar nu niet meer. Het komt op als de vloed, overal. In Amerika, in Europa, hier, steeds sneller, steeds dichterbij. Tien jaar, twintig, misschien vijftig, en dan zal het ons verzwelgen. Jij hebt het gezien, jij weet het nu. Je zult er nog spijt van krijgen, je zult je nog afvragen of het niet beter is om in zalige onwetendheid te leven. Je moet alleen nog op het punt komen waarop je beseft dat de chaos onomkeerbaar is. Dan zul je je afvragen, wat zijn je keuzes? Kun je het je veroorloven om het te negeren? Of moet je de chaos gebruiken om eraan te ontsnappen?’

Hij pakt zijn koffie en neemt een slok. Hij zegt: ‘Dat is wat ik heb gedaan. Ik ben van de chaos gaan leren, zodat ik hem kan gebruiken. En straks ga jij dat samen met mij doen.’





78


Hij ligt naast haar op het talud, het voetbalstadion achter hen, voor hen de straat, aan de overkant de botenclub. Hij houdt een verrekijkertje dat hij uit zijn rugzak heeft opgediept voor zijn ogen. Hij verkent de Oceana Power Boat Club lang en grondig. Dan zegt hij: ‘Ze zijn er nog niet,’ en legt uit wat ze precies gaan doen. Hij vertelt haar hoe de tijd stilstaat, hoe die verdwijnt als de adrenaline vloeit, een minuut voelt als een eeuwigheid, daar moet ze zich niet door laten misleiden. Ze moet op haar horloge kijken als ze het eerste salvo hoort. Ze hebben minstens tien, misschien twintig minuten voordat de politie er is. Blijf je bewust van de tijd, geen haast krijgen, rustig blijven. Als ze ziet dat hij het geld heeft, als hij het hek uit is, moet ze niet naar hem toe komen. Loop hier achter het talud, die kant op, naar het licht. Naar het hotel.

Ze knikt met een diepe frons van ernst.

Hij zegt dat de twee uur wachten het moeilijkste zullen zijn. Het is moeilijk om stil te liggen, maak het je gemakkelijk, woel wat grond los om zachter te liggen. Je grootste vijand is je hoofd. Je zult slaperig worden, je gaat twijfelen, je gaat spoken zien, je gaat aan alles denken wat er mis kan gaan. Houd je gewoon aan het plan, vergeet al het andere, blijf wakker, en houd je aan het plan.

Hij laat haar nog een keer oefenen met de AK47. Vlak voordat hij opstaat en soepel de helling af draaft, slaat hij zijn armen om haar schouders en kust haar in haar hals en op haar slaap. ‘Tot straks.’