Ze nemen een taxi naar het Waterfront, vlak voordat de winkels sluiten. Ze kopen alleen het allernoodzakelijkste: een rugzak voor Milla, overhemd en blouse, donkere jacks, toiletspullen. Ze trekken de nieuwe kleren aan in de toiletten, en lopen dan door de Red Shed naar buiten, de trap op, naar de Portswoodstraat en het Commodore Hotel.
Rajkumar legt de telefoon neer en zegt tegen Mentz en Quinn: ‘Hij zegt dat ze de account voor The Trident bij Lloyd’s hebben geannuleerd, want het is zonde van het geld zolang ze wachten op de nieuwe ais-apparatuur. Dus we kunnen het schip niet via hen opsporen.’
‘En de elektronische ID?’
‘Die is onderweg naar hun kantoor, we zouden hem binnen een uur moeten hebben.’
‘En dan?’
‘Dan zullen we met de yanks moeten praten.’
‘Is dat onze enige optie?’
‘Ja.’
In de grote hotelkamer zet Becker zijn tassen neer, slaat zijn armen om Milla heen en houdt haar zwijgend vast. Ze blijven heel lang zo staan, tot ze zegt: ‘Je zult iets moeten eten.’
Met zijn handen op haar schouders kijkt hij haar aan, zijn ogen gaan over haar gezicht, op zoek naar iets.
Met haar vingers streelt ze zijn wang. Dan zegt ze: ‘Ik wil alleen even in bad. Ik ben zo klaar.’
Hij laat haar met tegenzin los.
Dan bestelt hij broodjes bij de roomservice.
‘Jezus, Janina,’ zegt Bruno Burzynski verontwaardigd en verbijsterd.
‘Laten we proberen kalm te blijven...’
Hij staat op uit zijn stoel in het coördinatiekantoor, zijn knokkels op de tafel, zijn gezicht rood aangelopen. ‘Ik snap je gewoon niet,’ zegt hij monotoon, in een poging zich te beheersen. ‘Jezusmina, ik snap je echt niet. Je hebt net twee uur verspild, we hebben nauwelijks meer dan een dag over, en jij maakt er nog steeds een wedstrijdje van, heb je enig idee wat er hier op het spel staat?’
‘Ondanks mijn derdewereldeenvoud en mijn geslacht denk ik dat ik heel goed begrijp wat er op het spel staat, Bruno.’
‘O ja? Want ik begin te denken dat jouw minderwaardigheidscomplex je vermogen om ook maar iets te bevatten ernstig in de weg staat...’
‘Míjn minderwaardigheidscomplex? Wat dacht je van dat meerderwaardigheidscomplex van jou?’
‘Genoeg,’ blaft Tau Masilo en hij komt uit zijn stoel. ‘Nu is het mooi geweest.’ Hij komt tussen hen in staan. ‘En nu gaan jullie allebei zitten.’
Hij geeft Milla een korte cursus in het gebruik van de AK47. Hij drukt de patronen met zijn duim uit het magazijn terwijl hij haar vertelt dat het een eenvoudig vuurwapen is, robuust, betrouwbaar, maar niet erg accuraat. Hij laat haar zien hoe ze het magazijn erin moet klikken, het wapen over moet halen en de veiligheidspal moet indrukken.
Hij legt uit hoe ze hem moet instellen voor semiautomatisch en automatisch vuur, laat zien hoe ze hem vast moet houden, hoe ze met haar lichaam naar voren moet hangen en de trekker eerder moet indrukken dan naar achteren trekken.
Hij laat het haar steeds opnieuw doen, net zolang tot hij tevreden is.
Burzynski is de eerste die reageert. Hij haalt diep adem en gaat langzaam zitten, zijn gezicht nog rood aangelopen.
Mentz blijft staan.
‘Janina, alsjeblieft,’ zegt Masilo.
‘Ik snap dingen beter als ik sta,’ zegt ze met mager sarcasme.
Masilo klemt zichtbaar zijn tanden op elkaar, wendt zich tot Burzynski en zegt: ‘We zouden erg dankbaar zijn als u de nieuwe informatie zou kunnen doorgeven en ons kunt helpen het schip te vinden.’
Burzynski knikt en steekt zijn hand uit naar zijn telefoon.
‘En dan denk ik dat het tijd wordt om onze kaarten op tafel te leggen,’ zegt Masilo zonder de directrice aan te kijken.
‘Dit is belachelijk,’ zegt Becker. ‘Hier zijn veel te veel mensen.’
Om 21.38 uur staan ze voor het Radisson-hotel en kijken uit over de helder verlichte Grangerbaai-haven. Er zitten overal mensen op de terrassen van restaurants, op de promenades van de lange, smalle pieren, op de dekken van de zeiljachten die in lange rijen liggen, masten en tuigage in het gelid.
‘Is dit wel de goede plek?’ vraagt Milla.
Hij kijkt weer op zijn mobiele telefoon. ‘Volgens de gps-coördinaten moet het hier zijn.’
‘Ze komen pas om twee uur. Dat is over vier uur.’
Becker wijst naar een feestje op het dek van een jacht. ‘Die mensen zijn hier om twee uur nog. Ik had de coördinaten moeten opschrijven.’
‘opbc,’ zegt Milla. ‘Is dat een navigatieterm?’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Ik weet het niet. Ik zal het even googelen.’
Ze kijkt toe terwijl hij verbinding maakt met zijn telefoon en begint te zoeken.
De eerste hit is de Oceana Power Boat Club. Hij klikt op de link. Een website wordt geopend, een fotootje van de zee op de voorgrond, hijskranen en de gebouwen van Seepunt erachter. De bijbehorende tekst is bijna onleesbaar klein op het scherm. ‘De Oceana Power Boat Club (opbc),’ leest hij, ‘gevestigd in Grangerbaai vlak bij het Victoria en Alfredhotel, is de enige helling voor kleine vaartuigen in Kaapstad. De club bewijst al meer dan 25 jaar bootbezitters onschatbare diensten.’ Hij bestudeert de foto nog eens en kijkt dan op, in de richting van de zee. ‘Dit ís Grangerbaai. Het moet hier zijn.’