Home>>read Spoor free online

Spoor(122)

By:Deon Meyer


Ze is koel tegen de vier cia-mensen, van meet af aan. Burzynski’s reactie is een stiekem glimlachje, alsof hij iets weet. Dat irriteert Mentz, ze besluit om het eerste salvo af te vuren: ‘Bruno, ik heb de minister nog niet verteld van de streken van de cia, maar als we tegen lunchtijd nog geen oplossing hebben gevonden, heb ik geen keus meer.’

‘Streken?’ vraagt hij met de verbluftheid van een onschuldige.

‘Alsjeblieft. Ik heb geen tijd voor spelletjes.’

‘Janina, ik weet echt niet waar je het over hebt.’

‘Slechte weersomstandigheden op de Noord-Atlantische Oceaan? Dacht je echt dat we zo achterlijk zijn dat we het weer niet kunnen checken?’

‘Ik zei dat ik niet precies wist waar...’

‘Ach, nonsens, Bruno. Je wist het precies. Zoals altijd. Je wilde tijd rekken, en daar heb ik ernstige bezwaren tegen, want daardoor breng je Zuid-Afrikaanse burgers in gevaar. Wil je dat heus op je geweten hebben?’

‘Zijn er risico’s voor de gemeenschap? Dat heb je nooit gezegd. Misschien kun je om te beginnen eerlijk tegen ons zijn, vooral gezien het feit dat je van ons verwacht dat we al onze middelen inzetten om je probleem op te lossen.’

‘Hier is een beetje eerlijkheid, Bruno: er loopt geen agent van ons rond te snuffelen bij de cia op het ogenblik. Dat doen we niet met onze bondgenoten.’

‘Suggereer je wat ik denk dat je suggereert?’

Ze geeft met haar hand een klap op de map voor haar neus en besluit haar troefkaart uit te spelen. ‘Let op je woorden, Bruno. Ik heb hier bijzonder interessante informatie,’ ze ziet hem even aarzelen en denkt: ik heb je te pakken.

‘Deel die dan vooral met ons,’ zegt Burzynski.

Ze slaat het dossier open, haalt de foto van Lukas Becker eruit en gooit hem over de tafel naar hem toe, haar ogen als een havik op hem gericht.

Burzynski laat niets merken, draait de foto langzaam recht en kijkt ernaar. Dan naar haar, met een klein glimlachje. ‘Wie is die vent?’

‘Hij is degene die al minstens sinds 1997 voor jullie werkt. Israël, Egypte, Jordanië, Iran, Turkije, en recenter, Irak.’

‘Niet voor mij in elk geval.’ Burzynski schuift de foto naar een van de nieuwe mensen, Grant, een man van middelbare leeftijd met een volle, halfgrijze baard en een intense blik.

‘O, alsjeblieft, Bruno. We weten van zijn pogingen om vriendschap te sluiten met een van onze personeelsleden, we weten van het belangrijke voorwerp dat hij is kwijtgeraakt in Johannesburg, we weten dat hij Julius Shabangu heeft geëlimineerd. En jullie hebben hem een klein fortuin betaald. Dus beledig mijn intelligentie niet en laten we verdergaan...’ Ze houdt Grant in het oog en ziet hem ontkennend zijn hoofd schudden. Dan vraagt ze: ‘Waar houden jullie Osman vast?’

Bij de laatste naam bespeurt ze eindelijk een reactie, heel even, een vernauwen van Bruno’s ogen, dat meteen ook weer weg is. Hij kijkt naar zijn drie collega’s. De twee nieuwe, Eden en Grant, knikken naar hem, de een na de ander.

Het zijn Burzynski’s superieuren, begrijpt ze. Interessant.

Hij kijkt eindelijk weer naar Mentz en schraapt zijn keel. Als hij begint te praten, is de ergernis uit zijn stem verdwenen en klinkt hij opeens kalm en ernstig. ‘Ik ga je drie dingen vertellen, Janina, en je moet serieus overwegen me te geloven, ter wille van je regering en je land. Nummer één: ik weet niet wie die man is,’ hij tikt met een vinger op Beckers foto, ‘maar als je wilt dat we de zaak onderzoeken, zullen we dat doen. Nummer twee: wij denken dat júllie Osman hebben, en we willen hem heel graag benaderen. En nummer drie: jullie schip, The Madeleine, is volledig verdwenen. Het is alsof het nooit heeft bestaan.’

‘Kunnen jullie het niet vinden?’ Ongeloof in haar stem.

‘Nee. En zeggen dat we ons best hebben gedaan is een understatement. We willen het vinden, nog liever dan jullie. Dus laten we een deal sluiten: voor wat, hoort wat. Gelijk oversteken.’

Precies op dat moment gaat de telefoon in de jaszak van Tau Masilo, die de hele interactie met grote belangstelling heeft gevolgd.

‘Sorry,’ zegt hij. Hij haalt hem tevoorschijn, kijkt op het schermpje en ziet dat het Quinn is. ‘Dit zou belangrijk kunnen zijn, een ogenblik.’

Masilo staat op, loopt haastig naar buiten, doet de deur achter zich dicht en vraagt: ‘Is er nieuws?’

‘Osman,’ zegt Quinn. ‘Hij ligt in het ziekenhuis. Intensive care van het Chris Barnard Memorial. Hartaanval. Een man die voldoet aan Beckers omschrijving is hem gisteren komen brengen. Osman is pas sinds vanochtend weer bij bewustzijn.’

Masilo lacht kort. ‘Ongelooflijk.’

‘Dat is niet het grote nieuws. Osman heeft de verpleegkundige op de intensive care gevraagd om Suleiman Dolly te bellen, de vaste lijn naar zijn huis, hij wist zeker het nieuwste mobiele nummer van de Sjeik niet meer. We hebben het onderschept. Ze zei eerst tegen Dolly dat Osman in het ziekenhuis lag. En toen, ik citeer: “Meneer Osman heeft gevraagd of ik wilde zeggen dat de hond de laptop heeft...”’