Home>>read Spoor free online

Spoor(121)

By:Deon Meyer


Vanmiddag heb ik weer de confrontatie gezocht; met een telefoongesprek om mijn dagboeken terug te krijgen, daarna heb ik geslopen, me vermomd, ben ik ontsnapt en te slim af geweest. Actiewoorden. Mijn hart bonkte, mijn handen beefden, ik heb in een taxibusje gereden, in een trein naar de voorsteden gezeten – ook allebei voor de eerste keer, wat zouden de vrouwen in Durbanville hebben gezegd – ik heb een nieuwe wereld ontdekt, ik ben grenzen overgestoken, ik heb (een heel klein beetje gevaarlijk) geleefd en ik kan erover schrijven, Lukas, op een dag zal ik uit die kleine stukjes ervaring kunnen putten.

Je zult vast nu al kunnen concluderen wat ik tegen je wil zeggen: dat ik, in jouw woorden, niet durf ‘weg te lopen van dit alles’. Dat ik meer wil, meer wil leven, meer wil ervaren.

Ik weet wat je wilde zeggen met ‘jouw omstandigheden...’ en ik kan het je niet kwalijk nemen. Je bedoelde dat ik een moeder ben, ik heb een kind, ik heb verantwoordelijkheden, ik hoef (of kan, of hoor of mag) niet in dit grote avontuur te blijven. Dat is een kwestie waar ik al maandenlang mee worstel, en ik weet nog steeds niet waar de waarheid ligt. Ik heb zeventien jaar lang alleen voor mijn zoon en mijn man geleefd. Nu moet ik, ook voor Barends bestwil, voor mezelf leven.

Je zei: ‘Je kunt niet blijven.’ Maar ik móét.

Asseblief...

(10 oktober 2009. Zaterdag.)



Ze komt de slaapkamer uit met een van zijn overhemden aan. Ze ziet hem aan de ontbijtbar zitten, zijn blote rug naar haar toe, gebogen, al zijn aandacht bij de uit elkaar gehaalde stukken van een laptop, gereedschap over de bar verspreid.

En daarnaast haar brief.

Ze leunt tegen de deurpost en kijkt naar hem, naar de lange spieren van zijn rug, naar zijn nek, zijn donkere haar dat zo netjes gemillimeterd is. Ze loopt naar hem toe en wil hem aanraken.

Hij draait zich met een ruk om en werpt haar een korte blik toe. ‘Milla,’ zegt hij hard en dwingend, zodat ze schrikt. ‘Blijf daar staan.’

‘Wat?’

Hij keert zich weer naar het inwendige van de computer. ‘Explosieven. Dit is Osmans computer... Laat me dit even...’ Ze ziet hoe hij er voorzichtig een dunne zilveren buis uittrekt, met twee dunne draadjes eraan vast. Hij legt de buis heel behoedzaam opzij. Dan haalt hij er langzaam een dunne worm van grijs-wit materiaal uit, het lijkt op boetseerklei voor kinderen.

‘C4,’ zegt hij, stopt even en voelt er voorzichtig aan. ‘Er kan nog een slaghoedje in zitten...’

Als hij klaar is, legt hij de klei opzij. Hij veegt het zweet van zijn voorhoofd en draait zich naar haar toe.

‘Goedemorgen,’ zegt hij.

Ze komt dichterbij, leunt tegen hem aan, haar hand op zijn blote rug en kust hem op zijn wang. ‘Dus dit is wat jij zoal doet voor het ontbijt.’

Hij drukt haar tegen zich aan maar zegt niets.

‘Heb je mijn brief gelezen?’

‘Ja.’

‘En?’

Hij laat haar langzaam los. ‘Kijk hier maar,’ zegt hij en hij wijst op de explosieven.

‘Ik begrijp het, maar...’

Hij schudt zijn hoofd, legt zijn handen op haar schouders en zegt met een ernstig gezicht: ‘Milla...’

‘Ik kan je helpen,’ zegt ze, al weet ze wat hij gaat zeggen.

‘Milla, ik verlang naar je, ik wil bij je zijn en ik kom weer terug als het voorbij is, dat zweer ik. Maar bekijk het eens objectief, alsjeblieft: als het menens wordt, kan ik me geen zorgen om jouw veiligheid veroorloven, ik mag mijn keuzes daar niet door laten beïnvloeden.’

Ze kan haar teleurstelling niet verbergen.

‘Het spijt me,’ zegt hij.



Later, als ze koffiedrinken en hij de computer weer in elkaar zet, vertelt hij haar over de laptop, hoe hij nu begrijpt waarom Osman eerst naar zijn mobieltje greep tijdens de ontvoering.

‘De ontvanger zat op de klep van de computer. Osman wilde een nummer bellen dat de explosieven zou activeren. De lading is klein, net genoeg om het ding te verwoesten. En toen ik hem zijn mobiel afpakte, wilde hij bij de computer zelf zien te komen, want er is ook een schakelaar.’

‘Maar waarom?’ vraagt ze.

‘Daar wil ik achter komen.’

Wanneer hij de computer eindelijk aanzet, is er nog een struikelblok.

‘Hij vraagt een wachtwoord,’ zegt Becker.

Milla komt kijken. Een venster op het scherm. Enter your Windows password.

‘En dat weet je niet.’

‘Nee, geen idee.’

‘Misschien kan ik helpen.’

‘Weet je iets van computers?’

‘Nee, maar ik ken iemand.’



Janina Mentz en Tau Masilo aan de ene kant van de tafel, de Amerikanen aan de andere kant, in een vergaderkamer van het ministerie van Binnenlandse Zaken in de Pleinstraat, het neutraalste terrein dat Mentz op zo’n korte termijn kon vinden.