‘We hebben hem vanochtend geïdentificeerd aan de hand van de nummerplaten van de auto. Hij heet Julius Nhlakanipho Shabangu. Hij gebruikt de schuilnaam “Inkunzi”, wat “stier” of “bul” betekent in het Zoeloe. De belangrijkste bron van informatie over hem is de crimineleinlichtingendatabase van de saps, die hem in verband brengt met georganiseerde misdaad in Gauteng. Hij heeft een strafblad, twee keer gezeten voor gewapende overvallen. Hij wordt ervan verdacht het brein te zijn achter een netwerk van autokapingen en verschillende overvallen op geldtransporten in de afgelopen vier jaar. Er zit ook nog info in de dossiers van de voormalige Schorpioenen, maar het duurt even voor we die in handen hebben.’
‘Volgens een lid van het keukenpersoneel van het guesthouse hebben Shabangu en Osman elkaar in de bibliotheek gesproken, achter gesloten deuren,’ zegt de advocaat.
Quinn beaamt dat met een wijsvinger naar het scherm: ‘Shabangu kwam die ochtend tegen tienen bij het guesthouse aan. Zijn chauffeur bleef buiten wachten. Twee uur later kwam hij weer naar buiten, en kort daarna Osman. Osman had sinds de avond daarvoor het guesthouse niet verlaten.’
‘Interessant,’ zegt Janina Mentz.
‘We hebben geen eerdere rapporten van een ontmoeting tussen die twee. Osman gaat vaak naar Johannesburg, maar dan voornamelijk naar moskeeën in Newton, Lenasia, Mayfair en Laudium. Shabangu is nog nooit op een van die plekken waargenomen,’ zegt Quinn.
‘Een nieuwe vennootschap.’ Janina Mentz is tevreden. Er worden vorderingen gemaakt.
‘Vreemde bedpartners,’ zegt Tau Masilo.
‘En ik neem aan dat we nu Shabangu in de gaten gaan houden?’
‘Inderdaad.’
Ze wil eerst een sigaret opsteken voordat ze de brief openmaakt, maar bedenkt dat ze geen asbak heeft. Ze loopt naar de keuken, haalt een schoteltje, steekt de sigaret aan, neemt een flinke trek. En hoest.
Ze rookt eerst de sigaret op en staart naar de brief op de salontafel. Ze pakt hem met tegenzin op en scheurt hem open.
Lieve ma,
Het spijt me heel erg, ma. Ik heb nare dingen tegen je gezegd en ik had ongelijk. Ik heb je niet genoeg gewaardeert, pas toen het te laat was. Ma, ik heb mijn lesje geleerd, dat beloof ik. Als je me kunt vergeven, zal ik het goedmaken. Dat zweer ik, ma. Pa zegt als jullie gewoon met elkaar kunnen praten, kunnen we alles weer goedmaken. Alsjeblieft, ma, ik mis je en ik heb je nodig in mijn leven. Ik weet niet wat ik tegen mijn vrienden moet zeggen.
Bel me, ma.
Barend
Zijn handschrift is meestal slordig, soms onleesbaar. Maar op dit papier, dat hij god mag weten waar vandaan heeft, duur en dun, kan ze zien dat hij met grote zorg heeft geschreven. Ondanks de spelfout.
Milla schuift de brief van zich af over de salontafel, want het schuldgevoel en het verlangen branden in haar.
Die avond laat ligt ze in bed vol wroeging naar het plafond te staren, en werpt een dijk op tegen het schuldgevoel door in haar hoofd een antwoord aan Barend te schrijven.
Laat ik je de volledige waarheid vertellen: het helpt niet als je vader en ik met elkaar praten, want ik houd niet meer van hem. En tot mijn schande weet ik niet of ik ooit van hem heb gehouden. Ik haat hem ook niet, daar ben ik allang voorbij. Ik voel niets voor hem.
Van jou houd ik, want jij bent mijn kind.
Maar liefde is als een boodschap, en kan alleen bestaan als er een ontvanger is. En je moet toegeven dat jij allang niet meer ontvangt. Jij, Barend, die nu zo smeekt en pleit en vol berouw is, waar was dat allemaal toen ik keer op keer liefdevol en teder bij je ging zitten en vroeg: praat gewoon netjes tegen me, want hoe een man met een vrouw praat, bepaalt wie hij is. Je bent groter en sterker dan ik, fysiek ben ik bang voor je. Ik wil je zonden niet allemaal opsommen, want ik zie je gezicht voor me als je dat zou moeten lezen. De onbeduidende, burgerlijke, huishoudelijke tienerzonden: je kamer een varkenskot, je wasgoed altijd op de vloer in de badkamer, hoe ik ook smeek. Je botheid, je ongeïnteresseerdheid, je arrogantie, alsof ik een stuk vuil ben dat jij met moeite tolereert. Je algehele gebrek aan consideratie, je egocentrische bestaan, je eindeloze gevraag om nog meer geld, nog meer dingen, nog meer gunsten. Je reactie als ik nee zeg, de uitbarstingen, het gevloek. Je verwijten, zo bitter onrechtvaardig, je gemanipuleer, je leugens. Je bent een pestkop en een bedrieger en ondanks dat houd ik van je, maar dat betekent niet dat ik daar voor altijd mee hoef te leven.
Dat schrijft ze in haar hoofd, al weet ze dat niets ervan op papier zal komen.
Morgenochtend zal ze Barend een echte brief schrijven. Ze zal hem vertellen dat ze hem voorlopig niet gaat bellen. Hem vragen haar alsjeblieft de tijd te gunnen om haar draai te vinden. Maar ze kunnen corresponderen, ze zal elke keer terugschrijven.