Home>>read Spoor free online

Spoor(118)

By:Deon Meyer




Ze koopt eerst een felrode sjaal en een wit jasje. Ze vraagt om de grootste boodschappentas die ze hebben. Dan een zonnebril met een groot wit montuur. Als je geen contant geld hebt, gebruik je je creditcard. Dat maakt nu niet uit.

Dan gaat ze een mobiel kopen.

Waar is je mobiel?

In de auto.

Mooi. Laat hem daar maar liggen. Koop een nieuwe. Ze gaan je om een ID vragen, zeg dat je er morgen mee langskomt, dit is een noodgeval, je... je telefoon is gestolen, je moet dringend je familie op de hoogte brengen. Koop ook een auto-oplader. Dan zoek je een plek, ergens in een winkel, waar je de deuren in de gaten kunt houden, ergens waar het stil is...

Ze loopt naar beneden naar de parkeerkelder, rent helemaal door naar de achtermuur. Ze legt het doosje van de mobiele telefoon op de achterkant van een blauwe Mazda, doet het open en begint de telefoon in elkaar te zetten.

Meestal is de batterij voldoende opgeladen voor een uur of twee...

Als ze klaar is, stuurt ze een sms. heb telefoon. nu stap 2.

Ze doet de sjaal om haar hoofd, zet de zonnebril op en trekt het jasje aan.



Bij de Pick n Pay koopt ze haastig het broodnodige: een tandenborstel, bodymilk, kleurloze lipgloss, mascara en deodorant. Een schrijfblok en een pen. Ze vraagt aan een van de inpakkers waar ze een minibustaxi kan vinden.

‘Waarheen, mevrouw?’ Geamuseerd.

‘De kant van Bellville op.’

‘Daarboven op de Durbanweg, bij het Engen-benzinestation. Maar het is een eind lopen.’

‘Geeft niet. Baie dankie.’

Willowbridge uitkomen is riskant, er is maar één weg naar binnen en naar buiten.

Koop iets om je uiterlijk te veranderen, een trui of een jasje, iets lichts. En een grote boodschappentas, alles wat je silhouet verandert. Vanaf dat moment moet je anders proberen te lopen, langzamer, je hoofd naar beneden, alsof je moe bent, op weg naar huis. Je kijkt niet op, je kijkt niet om, je loopt gewoon...

Het kost haar ruim een kwartier om bij het benzinestation te komen. Er staan drie minibusjes. Ze loopt naar het achterste. ‘Waar gaan jullie naartoe?’ vraagt ze aan de kaartjesverkoper.

‘Is dat een theoretische vraag, of wil mevrouw echt met ons meerijden?’





68


Ze neemt vanaf Bellville de metro naar de stad.

Weinig mensen gaan aan het eind van de middag die kant op. Ze zoekt, volgens de instructies van Lukas, de volste coupé. Ze kijkt naar de grond, haar tas op schoot, en houdt hem met beide armen vast. De meeste passagiers zijn jonge mannen. Milla denkt aan het rapport over de georganiseerde misdaad.

Ze sms’t Lukas: in trein.

Een paar minuten later komt zijn antwoord: wacht voor station in adderley. blauwe vw citi golf.

Ze antwoordt: ok.

Dan stopt ze de telefoon in de tas, gaat voorovergebogen zitten en vraagt zich weer af wat hij zal zeggen als ze hem alles vertelt.



‘We kunnen haar niet vinden,’ zegt de operator tegen Quinn.

‘Ze hebben daar bewakingscamera’s. Ik zal het kantoor van het winkelcentrum bellen en vragen of ze naar de opnamen willen kijken. Ze moet daar ergens zijn, haar auto en haar telefoon zijn er nog. Maar twee van jullie zoeken door. Hoe zit het met paskamers?’

‘Dat is lastig.’

‘Nee, dat is het niet. Ga zoeken.’



Ze hoeft niet lang te wachten voordat de blauwe Citi Golf voor haar stopt. De lak van de auto is verbleekt, met roestvlekken en een paar deuken. Ze buigt voorover en ziet dat het Lukas is onder een honkbalpet, doet het portier open en stapt in.

Hij trekt meteen op, maar steekt zijn hand uit, pakt de hare, kijkt naar de hoofddoek en de donkere bril. Hij grijnst en zegt: ‘Mata Hari Strachan.’ Ze ziet de spanning op zijn gezicht en bedenkt dat het haar schuld is. Ze houdt zijn hand stevig vast en zegt: ‘Het spijt me.’

‘Nee, Milla, het spijt míj.’ Met zijn ogen op het drukke verkeer gericht.

‘Lukas, er zijn dingen die je niet weet.’

Hij kijkt even bezorgd naar haar.

Dan vertelt ze hem alles, vanaf het begin.



Ze rijden in de richting van Blouberg, door de laatste drukte van het spitsverkeer. Langs het Milnertonstrand waar ze een paar uur geleden op verhaal is gekomen, maar ze beseft het nauwelijks, ze laat alleen de woorden naar buiten rollen, te snel, de druk om haar bedrog te bekennen is te groot, zodat ze over haar zinnen struikelt. De zon gaat onder boven zee. Lukas’ gezicht staat strak in het gedempte licht. Hij luistert zwijgend, zonder haar aan te kijken.

Als ze klaar is, zegt hij alleen: ‘Milla...’ met vermoeide bewondering.

Ze voelt de opluchting van de last die ze heeft afgeworpen en wacht gespannen op zijn reactie. Die komt niet snel.

Hij zucht. ‘Ik werk niet voor de cia en ik heb niets met de dood van Shabangu te maken.’

‘Ik geloof je.’ En dan: ‘Was het toeval, Lukas? Dat je toen ging dansen?’