Hij verstijfde nog meer. ‘Dat weet ik,’ zei hij ruw.
Gezien het aantal spuiten, doosjes pijnstillers die alleen op doktersvoorschrift te krijgen waren, flesjes morfine en wie wist wat nog meer, kon ze het hem niet kwalijk nemen dat hij zich afvroeg hoe het zat.
‘Ze waren van je opa,’ zei hij kort.
Ze begon de spullen op te rapen. ‘Ik was van plan alles naar een apotheek te brengen, maar dat ben ik vergeten.’
‘Ik kan het wel wegbrengen.’ Hij boog voorover en begon de in plastic verpakte spuiten te verzamelen.
‘Hij was suikerpatiënt,’ legde ze uit. ‘Een paar keer per dag kreeg hij injecties. Later ook iets tegen de pijn. Sommige pillen waren van oma.’ Het zag er echt uit alsof ze een medicijnwinkel had. ‘Ze had er zoveel dat het eindeloos duurde voor ze alles had ingenomen.’
‘Waarom moest jij dat allemaal doen?’ vroeg hij. ‘Waar waren de wijkverpleegkundigen?’
‘Die hadden het te druk,’ zei ze afwerend. ‘Ik kon het wel aan. Opa wilde niet doodgaan in het ziekenhuis, dus heb ik hem thuis verzorgd. Ik heb hem de pijnstillers gegeven die de huisarts had voorgeschreven en heb zijn hand vastgehouden. Op het allerlaatst heb ik toch nog een ambulance gebeld omdat…’ Omdat ze het niet meer had kunnen verdragen. Ze was even stil en probeerde haar emoties in bedwang te houden. ‘Tegen de tijd dat de ambulance arriveerde, was hij gestorven.’
Ze had zo hard gevochten voor haar opa met haar stomme tuin en haar organische voedsel, had geprobeerd ervoor te zorgen dat hij positief bleef, had al het mogelijke gedaan om die rotziekte te bestrijden. Een paar jaar lang had het ernaar uitgezien dat dat ging lukken, maar ineens was hij heel snel achteruit gegaan. ‘Het gebeurt continu. Kanker is de belangrijkste doodsoorzaak in het land. Mensen gaan daar gewoon mee om.’
‘Ja, maar ze hoeven er niet alleen mee om te gaan,’ zei hij nors.
Het betreurend dat ze hem al die informatie had gegeven, haalde ze haar schouders op.
Hij deed er het zwijgen toe en pakte een plastic zak. Met een bleek gezicht en een verbeten trek om zijn mond, kieperde hij de spuiten die hij in zijn handen had in de zak en begon er nog meer spullen in te gooien.
Kennelijk is hij boos, dacht ze. Nou, zij ook. Ze was het zo zat te vechten om dit huis in goede conditie te houden. Ze pakte een andere doos en begon naar de tuin te lopen. ‘Ik breng vast wat dozen naar boven,’ zei ze afwijzend.
‘Ik help je zo wel even,’ riep hij haar achterna.
‘Nee, het gaat prima.’
Echt? Daar was Gabe niet zo zeker van. Hij had rauwe emotie gehoord in haar afgemeten stem. ‘Het is zo gebeurd.’
‘Je hebt al genoeg gedaan door de loodgieter te bellen.’
Ja, en daar leek ze niet bepaald dankbaar voor. Hij knarste met zijn tanden. Hij was enorm kwaad, en zijn woede groeide met de seconde. ‘Het duurt echt maar even.’
‘Ik red me wel.’ Ze was al bezig de trap op te gaan met een doos in haar armen.
‘Waarom laat je mij niet gewoon helpen?’ Hij vond het vreselijk irritant dat ze altijd alles in haar eentje wilde doen. Ze had allerlei verschrikkingen moeten doorstaan als de verzorgster van maar liefst twee terminaal zieke oudere mensen. Alleen. Waarom kon ze geen ja zeggen tegen wat spierkracht om die verrekte dozen te verslepen?
‘Omdat dat niet hoeft,’ zei ze nadrukkelijk.
Omdat ik dat niet wil, bedoelde ze. Gefrustreerd gooide hij de zak met spullen in een hoek van de garage. Ze hoefde niet zo kattig tegen hem te doen. Het was niet zijn schuld dat die leiding was gesprongen, al was hij wel al zo diep gezonken dat hij even had overwogen iets in haar studio te saboteren om ervoor te zorgen dat ze bij hem zou intrekken. Door zijn werk met atleten had hij geleerd dat een slecht humeur vaak werd verergerd door te weinig eten. Ze was natuurlijk direct uit haar werk naar het rijexamen gegaan en toen naar de training van de Blades. Ze moest honger hebben. Nou, dan ging hij haar te eten geven. Hij wilde dat ze iets van hem zou accepteren vanavond, behalve seks.
Een uur later klopte hij op haar deur. Voor de verandering deed ze bijna direct open. Ze had zich omgekleed en droeg het lelijkste joggingpak dat hij ooit had gezien, en doordat hij met sportmensen werkte, waren dat er nogal wat. Haar joggingpak was groot en vormeloos en het liefst zou hij het direct uittrekken, maar daar was hij hier niet voor. ‘Ik dacht dat je waarschijnlijk niet aan koken toe zou komen, dus heb ik avondeten gemaakt voor ons allebei.’
‘O, ja?’ Knipperend met haar ogen keek ze hem aan.
Hij knikte. ‘Het staat klaar op het terras.’
Ze aarzelde.
‘Het wordt koud en ik heb veel moeite gedaan.’ Hij keek haar ondeugend aan, omdat hij wilde dat ze glimlachte. Dat deed ze, een beetje stijfjes, alsof ze niet kon geloven dat hij zoveel moeite zou doen voor haar. O, wat een ironie.