‘Is alles goed met je?’ vroeg een mannenstem.
Van schrik snakte ze naar adem, inhaleerde de chemische damp en zette het vervolgens op een schreeuwen. Als methode om niet flauw te vallen werkte het uitstekend. De adrenaline schoot haar bloedbaan in en zette haar hoofd en spieren op scherp. Helaas gold dat niet voor haar zicht. Er stond een wildvreemde man bij haar in de badkamer, en zij was tijdelijk blind. Jammer dat ze de fles reinigingsmiddel in de douche had laten staan, anders had ze die kunnen gebruiken als pepperspray.
‘Hé!’ schreeuwde de man boven haar gegil uit. ‘Rustig maar. Ik ben hier niet om je iets te doen.’
Ze werd stil. Het geluid van stromend water stopte ook. Ze probeerde naar de man te kijken, maar dat deed pijn, dus hield ze haar ogen dicht. ‘Wie ben jij?’ raspte ze met een rauwe keel van het gegil.
‘Heb je dat schoonmaakspul in je ogen gekregen?’
Zijn kalme autoritaire stem stelde haar een beetje gerust. ‘Ik denk dat die spray zich heeft vermengd met de waterdamp of zoiets,’ zei ze niezend.
‘Het is een wonder dat je niet bent flauwgevallen. Kom maar.’ Hij pakte haar stevig bij haar bovenarm en deed een paar stappen. ‘Ga zitten,’ beval hij, haar op omlaag duwend naar de rand van het bad.
Ze hoorde de kraan van de wasbak lopen, voelde de bries toen het raam openging. Gretig om weer iets te kunnen zien, knipperde ze snel, maar alles wat ze zag, was een wazige lange figuur, te dichtbij. ‘Wie ben jij?’ vroeg ze opnieuw.
‘Gabe Hollingsworth. Ik zag dat het huis te huur was en ik kwam even informeren,’ legde hij uit met diezelfde kalme stem, maar nu klonk er ook een glimlach in door. ‘Sorry dat ik je heb laten schrikken.’
Niemand liep hier zomaar naar binnen. Daar zorgde de heg voor. De meeste mensen dachten dat dit huis bij het park hoorde, dat het werd gebruikt door de tuinman of zo. Zij ging altijd door de garage naar binnen, maar die zat nu op slot. Was het waar wat hij zei? Of was hij met kwade bedoelingen over het hek geklommen? Als hij een moordenaar of verkrachter was, zou hij haar nu toch zeker niet helpen?
‘Je ogen zijn behoorlijk geïrriteerd.’
Hij klonk echt bezorgd, en ja, ook geamuseerd. ‘Je meent het.’ Nog steeds kon ze haar ogen niet openhouden, zo erg prikte het. Ze greep de rand van het koele bad vast en probeerde zelf ook af te koelen. Deze Gabe klonk niet als een seriemoordenaar. Ze had er geen idee van hoe een seriemoordenaar dan wel klonk, maar die geamuseerdheid in zijn stem was vast een goed teken.
‘We moeten ze uitspoelen.’
‘We’ moesten helemaal niets. ‘Het gaat prima. Het zal zo wel over zijn.’
‘Nee, je hebt echt een oogbad nodig. Maak je geen zorgen, ik ben dokter.’
Ze snoof. Hij was dan misschien geen moordenaar, maar dit was wel heel toevallig.
‘Nee, echt, ik ben arts. Hou dit maar even tegen je ogen.’
Hij duwde een natte koude opgevouwen doek tegen haar gezicht en ze tilde haar hand op om de doek op zijn plaats te houden. Ze moest toegeven dat het de pijn verzachtte. De kraan liep weer.
‘Optillen.’ Alsof hij dacht dat ze geen instructies kon opvolgen, legde hij zijn warme hand onder haar kaak en haalde de flanellen doek weg. Toen tilde hij haar gezicht iets op en draaide het eerst naar de ene, vervolgens naar de andere kant terwijl hij koud water over ieder oog goot. ‘Probeer ze open te houden,’ mompelde hij.
Zijn stem was vlak bij haar oor, wat betekende dat zijn gezicht ook vlakbij dat van haar was. Haar hart bonsde. De laatste keer dat ze zo dicht bij iemand was geweest, was bijna een jaar geleden, en toen had zij voor dokter gespeeld. Dit was weer eens wat anders. Dit was…
‘Beter?’ vroeg hij, weer veel te dichtbij.
Hoewel ze het vreselijk warm had, kreeg ze kippenvel en moest ze een huivering onderdrukken. Terwijl het water over haar gezicht en op haar borsten druppelde, bedacht ze zich ineens dat ze alleen een oude short droeg met een hemdje. Geen beha. ‘Ik word nat.’ Haastig trok ze zich terug. Ze wilde haar borst bedekken.
‘Niet meer dan je al was,’ zei hij, zijn toon bruusk dit keer.
‘Het gaat wel weer, echt.’ Ze trok haar kin los uit zijn greep. ‘Bedankt.’ Het prikken was echt minder geworden, dus deed ze haar ogen open.
Hoewel de chemicaliën nu waren verdwenen, knipperde ze nog sneller dan daarnet. Dat had alles te maken met de man die voor haar stond. Gebronsd, brede schouders, gespierd lichaam, minstens een meter tachtig lang met donker haar en nog donkerder ogen die haar zo intens aankeken dat ze er onrustig van werd. Hij droeg een spijkerbroek, een rood T-shirt en sportschoenen. Zijn hippe kleding benadrukte hoe goed in vorm hij was. Ze was blij dat ze zat, omdat haar knieën slap waren geworden. ‘Dank je,’ zei ze schor, om de plotseling geladen stilte te doorbreken. Ze slikte. ‘Wat kan ik trouwens voor je doen?’ Te oordelen naar de blaadjes en kleine takjes in zijn haar en op zijn shirt, was hij inderdaad door de heg gekomen.