‘Was, ja.’ Sanne maakte een gebaar richting het gebouw. ‘Ik ga vandaag weer aan de slag.’
Ze vroeg zich af of de politieman op de hoogte was van wat er was gebeurd. Waarschijnlijk niet. Jos werkte op een andere afdeling en ze wist dat Rudi de afloop van de operatie zo veel mogelijk binnenskamers had gehouden. Ze haalde diep adem en glimlachte tegen haar collega. ‘Even wennen zal het wel zijn.’
‘Dat kan ik me voorstellen.’ Hij liep met haar op naar de deur. ‘Je bent wel lekker bruin geworden. Waar ben je geweest?’
‘Thailand.’
Hij floot tussen zijn tanden. ‘Weer eens iets anders dan Frankrijk. Nou, werk ze.’
Sanne knikte en liep naar de lift, waar Jos rechtdoor ging richting zijn werkplek op de begane grond. Ze drukte op het knopje en wachtte. Gek hoe snel het vertrouwde gevoel terugkwam, al was ze net een minuut binnen. De praatjes met collega’s, de lift die zoals gewoon eindeloos lang op zich liet wachten en de tocht die in dit gebouw uit alle hoeken en gaten leek te komen – er was niks veranderd. Het pand deed haar altijd een beetje denken aan haar middelbare school. Daar was het ook altijd tochtig geweest en het rook er een beetje muf, het gevolg van een voortdurend vochtprobleem. Dit pand had precies hetzelfde. De geur was tegelijkertijd vertrouwd en ontzettend irritant.
De lift kwam en de deuren gingen ratelend open. Sanne beschouwde het als een wonder dat ze nog nooit vast was komen te zitten.
Ze drukte op de knop voor de vierde etage en keek toe hoe de deuren sloten. Daarna zette de lift zich met een schokje in beweging. Sanne keek naar de gebruikelijke mededelingen op het prikbord. De aankondiging van een receptie van de personeelsvereniging, een briefje dat een collega na maar liefst veertig jaar dienst afscheid nam en een geprint A4’tje met het dagmenu van de kleine kantine. Van gisteren, want de kantinejuffrouw was er nooit voor halftien en het was pas kwart over acht.
De lift kwam tot stilstand en de deuren schoven langzaam open. Er was niks veranderd op de afdeling. Via het liftportaal liep ze naar de gang, waar nog steeds dezelfde bruine vloerbedekking lag. Het schoon metselwerk op de wanden was ook nog altijd niet aangepakt, hoewel er al jaren over werd gepraat het eens wit te laten schilderen. Ze schudde haar hoofd. Eigenlijk was twee maanden niet zo lang.
Ze aarzelde even en sloeg toen links af, naar de vergaderkamer waar ze Rudi vermoedde. Ze zou straks wel naar haar eigen werkplek gaan. Eerst wilde ze Rudi spreken, voor de briefing begon.
De deur aan het einde van de gang stond op een flinke kier, toch klopte ze even kort voor ze naar binnen stapte. Ze hoorde Rudi op gedempte toon praten. Hij viel stil toen ze binnenkwam. Sanne zag hem aan een tafel zitten, samen met een man die ze niet kende. Rudi stond meteen op toen hij haar zag. Hij glimlachte breed en kwam op haar af.
‘Welkom terug’, zei hij, haar begroetend met drie zoenen. Daarna hield hij haar op afstand en keek haar keurend aan. ‘Je bent bruin.’
‘Ja.’
Even leek het of hij nog iets wilde zeggen, toen liet hij haar los. ‘Kom, we gaan aan de slag.’
Sanne knikte. Het was niks voor Rudi om ergens veel woorden aan vuil te maken. Een eigenschap die ze wel kon waarderen.
Rudi draaide zich half om naar de man achter hem. ‘Dit is rechercheur Sander Derijcke van de Belgische politie.’
Sanne schudde de man de hand. Ze nam hem op. Hij was van Rudi’s leeftijd, begin zestig, en had een prettige uitstraling. Hij had een bos grijs haar en een bril met een zwaar montuur. Zijn donkere ogen keken haar taxerend aan, een blik die Sanne van politiemensen wel gewend was. Het was bijna een automatisme om iemand met één blik te screenen.
‘Aangenaam’, zei Sander Derijcke. Hij had een zware stem, die werd verzacht door zijn Vlaamse tongval. Sanne antwoordde met een kort knikje.
‘Oké.’ Rudi liep energiek naar de zoemende beamer. Hij had ineens een meer Vlaams accent dan anders, merkte Sanne. Normaal hoorde je niet dat Rudi van origine een Belg was, maar nu er een landgenoot in de kamer was, leek hij in zijn oude taal te vervallen.
Ze begreep precies waarom juist Rudi aan deze zaak werkte. Als iemand het grensgebied – waar de Soixante Neuf was gevestigd – kende, was hij het. Hij kende bovendien zowel de Belgische als de Nederlandse politie en kon met beide goed samenwerken. Ruim dertig jaar geleden was hij met een paar jaar werkervaring naar Nederland gekomen voor Laurien, de vrouw met wie hij sindsdien zijn leven deelde. Sanne had haar ontmoet. Ze deed haar precies aan de vrouw van De Cock denken, de rechercheur uit de Baantjer-serie. Beheerst, op de achtergrond, en de drijvende kracht achter haar man. Rudi daarentegen had niet veel van de tv-rechercheur weg. Hij was klein, slank en grijs en Sanne had hem nog nooit een hoed zien dragen. Hij dronk ook zelden. Zeker voor een Vlaming was dat apart, mocht hij zelf graag roepen.