‘Goed werk.’
Ze keek op. Knikte. ‘Dank je, Sander.’
‘Gaat het?’ Hij keek onderzoekend. ‘Je bloedt.’
Ze voelde met haar vingers in haar nek en trok ze terug. Er zat bloed aan, maar het begon al te stollen. Een pleister, meer had ze niet nodig. Even liet ze zichzelf denken aan wat er had kunnen gebeuren, toen blokte ze die gedachten. Het was niet gebeurd. Deze keer niet. Het was over. Ze hadden hem. De lichtheid die die gedachte met zich meebracht, deed haar mond krullen in een idiote grijns.
‘Ja’, zei ze. ‘Het gaat zeker.’
10
‘Meisje!’
De warme stem van haar moeder en de blijdschap die erin lag opgesloten, bezorgde Sanne bijna vochtige ogen. ‘Mama.’
Ze liet zich omhelzen. Haar moeders bekende armen om zich heen.
De kracht die in de omhelzing lag zou je niet verwachten van iemand met haar frêle postuur. Sanne had het figuur van haar moeder. En haar kracht, dacht ze niet zonder trots. Althans, een deel ervan. Als het erop aankwam was Ina Romeijn zoveel sterker dan zij, al zou ze dat zelf nooit zeggen.
Haar moeder hield haar op een armlengte afstand en bekeek haar kritisch. ‘Je bent afgevallen’, constateerde ze. Sanne grijnsde maar wat. Het leek haar beter haar moeder niet wijzer te maken over haar fysieke activiteit van de afgelopen periode.
‘Je moet eten. Kom mee.’ Haar moeder nam haar mee naar de keuken. Sanne tilde het deksel van een pan en snoof. Tomatensoep. Haar favoriet. Voor iemand die altijd op zoek was naar avontuur, had ze soms verrassend traditionele voorkeuren.
Ze ging zitten aan de houten tafel, die ze zo goed kende. Er stonden zes stoelen omheen, ze had geen idee waarom. Zo groot was de familie niet. Haar moeder rommelde met kommen en lepels. Er lagen broodjes in de oven, zag Sanne. Op het aanrecht stond de tonijnsalade die haar moeder zelf maakte en waar ze dol op was. Ze keek genietend om zich heen. Pas nu ze hier weer was, wist ze hoe erg ze het had gemist.
‘Je bent lang weg geweest.’ Er lag geen verwijt in de stem, zelfs geen vraag.
‘Ja.’ Sanne schonk karnemelk in. ‘Het was geen makkelijke zaak.’
Ze hoefde niks meer te zeggen. Ina knikte alleen maar.
‘Hoe gaat het?’ vroeg Sanne.
‘Goed.’ Nog meer gerommel met bestek. Haar moeder zette een bord voor haar neer. Sanne zoog de gewone dingen in zich op. De normale geluiden, de bekende geuren. Nergens voelde ze zich zo thuis als hier.
‘Hier.’ Haar moeder zette een dampende kom voor haar neer. Sanne roerde er een lepel crème fraîche doorheen. Ze reikte naar een broodje en sneed het open terwijl de soep afkoelde. Ze liet haar mes door de boter glijden. Smeerde een laag op zowel de boven- als onderkant. Haar moeder deed hetzelfde. Sanne keek op. In de blik die ze uitwisselden lag alles opgesloten.
Ina Romeijn schraapte haar keel. ‘Ik ben blij dat je terug bent.’
‘Ja.’ In de paar seconden dat het stil was, wist ze dat haar moeder het wist. Alles wist. De fout, het herstel, haar vlucht, haar terugkomst. Haar toekomst. Ze was klaar voor de volgende stap. Klaar voor de volgende opdracht. Een gevoel van rust stroomde door haar heen. Rust die ze al heel lang niet meer had gehad.
‘Ja’, herhaalde ze. ‘Ik ook.’
‘Ben je aan het inpakken?’ Rudi’s stem klonk meer ontspannen dan de laatste twee weken het geval was geweest.
‘Ja.’ Sanne had al haar kleding op het bed gelegd en bekeek het bescheiden hoopje. Ze pakte een gekreukte blouse, keek halfslachtig om zich heen op zoek naar de strijkplank en stopte de blouse toen met kreukels en al in de koffer.
Nog even en ze zou de deur van het appartement achter zich dicht trekken. Haar tijd zat erop. Het was een dag na de arrestatie van Alexander, een uur nadat ze Barbino had gebeld en per direct haar baan had opgezegd. Hij had nauwelijks gereageerd. Zijn hoofd stond nu wel naar andere dingen. Zijn ene zoon zat in de cel, zijn andere herstelde in het ziekenhuis van een diepe vleeswond, ernstig bloedverlies en een mentale klap. Gelukkig had Rudi haar net verteld dat het met Marco’s gezondheid wel goed zou komen. En dat Alexanders voorarrest was verlengd. Hij had bekend. Niet alleen de moorden, ook het molesteren en vastbinden van de beveiliger die belast was met het monitoren van de camerabeelden. Sanne had medelijden met de man.
‘Bizar verhaal’, zei Rudi nog maar eens. ‘Als je de club niet wilt leiden, waarom zou je dan aan het moorden slaan?’
Dat was Alexanders motief geweest, zo was inmiddels gebleken. Hij wilde vrijheid, net als zijn broer. Zijn broer, op wie hij oneindig jaloers was geweest omdat hij zich had weten te ontworstelen aan het familiebedrijf. De jaloezie was langzaamaan overgegaan in haat. Haat tegen Marco, tegen de oude Barbino, tegen het hele bedrijf. Het bedrijf dat hij niet wilde, dat hem belemmerde in vrijheid zijn eigen pad te kiezen. Maar eruit stappen was geen optie geweest, niet hij ook. Het was gewoonweg onbespreekbaar geweest voor Barbino. Alexander moest de boel overnemen. Geen keus, geen vrijheid. En daarop had Alexander besloten het bedrijf te gronde te richten. Het was ongelooflijk dat iemand zo kon ontsporen zonder dat zijn directe omgeving het doorhad. Zelfs na de moorden hadden ze niks aan Alexander gemerkt. Sanne vond dat niet moeilijk voor te stellen. Ze had de kilheid in zijn ogen gezien toen hij uitviel tegen Felicia. Maar hij was in staat zijn emoties uit te schakelen.