Home>>read Slaven van de Klau free online

Slaven van de Klau(96)

By:Jack Vance



Twee van de mannen hadden een donkere huid en een mager vossengezicht; de derde was citroengeel en had een vlak, rond gezicht met dikke oranje wenkbrauwen als hoorns. Ze bewogen zich zacht en heimelijk als herten.

'Ze hebben pijl en boog,' mompelde Barch. 'Het kunnen geen slaven of opzichters zijn.'

'Misschien zijn zij ook gevlucht,' zei Komeitk Lelianr.

De mannen naderden. Hun stemmen klonken over de strook moeras. Tussen de struiken door zag Barch elk detail van hun gezicht en kleren. Op twintig meter afstand bleven ze staan en tuurden door het dal.

In de verte klonk heel zwak een soort hoorngeschal, dat beantwoord werd uit een andere richting, en van weer een andere plek, die verrassend dichtbij was. De drie mannen sisten van schrik en renden met grote sprongen de heuvel op, waar ze onder de deken van zwarte bladeren verdwenen.

Barch kwam onrustig overeind. Hij keek over het meer. 'Wat het ook mag zijn, het is niet vriendelijk... Laten wij ook maar weggaan.'

Komeitk Lelianr greep zijn enkels beet. 'Duiken,' fluisterde ze. 'Podruods!'

Barch liet zich plat op zijn gezicht vallen. Een soepele rode gedaante sprong het bos uit. Hij bleef afwachtend staan, hief zijn stekelkop op en riep: de klanken van een jachthoorn schalden over het land.

Hij wachtte. Uit de verte kreeg hij antwoord.

De Podruod bleef als een standbeeld staan en Barch en het meisje drukten zich tegen de natte bodem.

Krakende takken en bonzende voeten. Een dikke man met een kegel van roze hoofdhaar kwam uit het bos gehold. Toen hij de Podruod zag, verstijfde hij. De Podruod bekeek hem zonder een spier te vertrekken. Behoedzaam begon de dikke man om het meer te sluipen. De Podruod nam een sprong naar voren. Hij bleef weer staan. Barch moest denken aan een kat die met een muis speelde.

Opnieuw wierp de Podruod schallend het hoofd in de nek. Achter de dikke man sprongen nog twee Podruods op de open plek. De man rende koortsachtig hijgend en kreunend weg.

Barch voelde dat er een schaduw over hem heen viel. Dodelijk geschrokken keek hij omhoog, waardoor zijn nek kraakte. Het was een vlot van drie meter lang en anderhalve meter breed met een Klau erop. Als het wezen naar beneden had gekeken, had hij Barch en Komeitk Lelianr misschien gezien, maar hij had alleen aandacht voor de dikke man.

Onder het vlot hing een donkere massa, als een bundel kleren; terwijl het vlot voorwaarts gleed, ontvouwde de massa zich en liet armen als lange zwarte buizen zakken. Ze wikkelden zich om de borst, de benen en de enkels van de vluchteling. Hij verloor zijn evenwicht en viel in de doornstruiken, waar hij lag te spartelen en te krijsen als een gewond paard.

Het vlot voer nog langzaam verder en sleepte hem door de struiken, over de modder en het meer in. Hij zonk onder. Het oppervlak van het meer golfde en begon te kolken. Het vlot steeg op; nu hing de dikke man slap. Hij was van top tot teen bedekt met ronde bruine dingen. Deze lieten een voor een los en plonsden terug in het water. Barch herkende de prikkwallen. Hij perste zich nog harder tegen de grond.

De zwarte armen trokken samen, de vluchteling werd opgehesen en een zwarte mantel viel in slappe plooien over hem heen. De onderkant snoerde zich in en nu was het een nauwe zak.

Het vlot steeg op en verdween geluidloos door het dal. Barch keek waar de Podruods waren gebleven. Die waren verdwenen.

Barch bleef nog een poosje als gesmolten liggen. Toen keek hij naar Komeitk Lelianr. Haar ogen waren glazig. Hij stootte haar aan en fluisterde schor: 'Laten we naar de bomen rennen.'

Ze lag vluchtig te ademen en ze kon blijkbaar niet opstaan. Barch hees zich overeind en krabde de modder van zijn benen. Met knikkende knieën tilde hij het meisje op en droeg en sleepte haar naar het donkere bos.

Ze rustten uit. Komeitk Lelianr lag onmachtig tegen zijn borst. Hij streelde haar haren, zoende haar voorhoofd. Na een tijd slaakte ze een zucht en ging rechtop zitten. Barch vroeg bezorgd: 'Voel je je wat beter?'

'Ja.'

Hij stond op en richtte zijn blik op de heuvel waar de eerste drie mannen dekking hadden gezocht. 'Laten we daar eens proberen. Misschien steken we er iets van op.'

Komeitk Lelianr ging lijdzaam staan. 'Ben je wel uitgerust?' vroeg Barch.

'Ja.'

Langzaam beklommen ze de heuvel. Lange zwarte bladeren met rode nerven sloten hen aan alle kanten in. Ze zagen niets, ze konden niet gezien worden. Op de zware bosgrond maakten ze geen geluid. Om de haverklap bleef Barch staan luisteren. Alles was doodstil.

De muur van bladeren begon licht door te laten. De heuvel werd vlak en glooide naar een kom. De humus werd dunner en ertussen schemerde witte mergel.

Barch hoorde een snelle ademhaling; hij draaide zich op zijn hakken om. Achter hem stond een grijnzende Podruod met een kaalgeschoren kop. Hij had een zwarte lendendoek en zwarte laarzen aan. Langzaam, met een sierlijk gebaar stak hij zijn arm uit; een naalddunne degen van flonkerend staal raakte Barch net niet aan. Barch verplaatste zijn blik voorzichtig naar een tengere, geelwitte man die Komeitk Lelianrs armen van achter beet had gegrepen.