'Dat wordt jouw werk,' zei Komeitk Lelianr met een vlakke stem.
Barch staarde in de treurige kuilen. 'En wat gebeurt er met de vrouwen?'
'Ander soort werk. Stenen hakken, misschien.'
'Als ze ons scheiden - dan zien we elkaar nooit meer.'
'Geeft het iets? Dit is Magarak.'
'Voor mij geeft het wat.'
'Vlijtige werkers mogen af en toe de vrouwenzalen in. Voortplanting is de beloning voor hard werk. Misschien kom je mij wel een keer tegen in de hokjes.' Ze keek om zich heen naar de grijs geklede wezens met hun deeggezichten. 'Ik zou jou liever hebben dan een van die.'
'Nou, je wordt bedankt,' zei Barch bitter. 'Woorden schieten tekort.'
Ze passeerden een schuit vol stenen. Barch vroeg: 'Waardoor blijven die dingen in de lucht? Op dezelfde manier als de ruimteschepen?'
'Ik denk het wel.' Ze had geen interesse. 'Het beginsel van de cohesievlakken is elementair.'
'Maar zouden ze van de planeet af kunnen?'
'Ik neem aan van wel.' Ze keek naar het land-aanwinstproject, dat achter de boot weggleed. 'In ieder geval is dat niet onze bestemming...'
De kust van de oceaan liep met een boog achter hen weg en nu doemde er een donkere bergketen op. De lucht werd snel donker. De zon was achter de bewolking ondergegaan. 'Hoeveel verder moeten we nog?' vroeg Barch zich af.
Het meisje fronste ingespannen denkend. 'Als die bergen de Palamkum zijn, dan was die zee de Tchul en dan moet dit Kredbon zijn in plaats van Kdoa. Ik denk dat de Xolboarzee achter die bergen ligt.' 'Betekent dat dat we geklasseerd gaan worden?'
'Het lijkt er wel op.'
Barch onderzocht de bergen belangstellend. Het waren grootse massa's van witte rots, diep doorsneden met kloven en dalen. De hellingen waren overdekt met zwarte begroeiing en op de hoge wanden en pieken lag glanzende sneeuw.
Gedempt vroeg hij: 'Kunnen jouw sandalen ons allebei dragen?'
Ze keek hem eerst geschrokken, verwonderd aan en toen aandachtig. 'Nee.'
'Als we nu uit de schuit sprongen?'
'Als ik overeind kon blijven - dan daalden we langzaam.'
'Daar beneden vinden ze ons nooit.'
Ze staarde in de duistere wildernis. 'We zouden doodhongeren.'
'Misschien. Of niet... In ieder geval waren we dan vrij. Verlost van de modderkuilen en de voortplantingszalen.'
Ze keek even naar de Modoks en nam toen een besluit. 'Goed. Probeer je voeten bovenop de mijne te zetten.'
Barch keek over de rand. Ze zaten boven een langgerekt dal. 'Nu,' mompelde hij. 'Ben je klaar?' 'Ja.'
'Nu!' Hij sprong op de reling en zwaaide zijn benen buitenboord. Het meisje klauterde lenig achter hem aan. Rondom zagen ze geschrokken witte gezichten. Er begon een opgewonden geklepper en sommigen staken aarzelend een arm uit.
Barch liet zijn tanden zien en deelde een schop uit. De opwinding trok de aandacht van een Podruod. Met enorme glijdende passen kwam hij eraan.
'Ik ben zover,' hijgde het meisje. 'Stap op mijn schoenen.'
Barch sprong omlaag en omhelsde haar; samen doken ze de grijze lucht in. Hij zag de rechthoekige romp van de schuit boven zich langs glijden met honderd kleine hoofdjes in silhouet tegen het schemerlicht. Hemel en bergen wentelden misselijk rond.
Komeitk Lelianr schreeuwde recht in zijn oor: 'Mijn schoenen, mijn schoenen!'
Barch strengelde zijn benen om de hare heen en zette zijn schoenen op haar sandalen. Hij voelde dat ze afremden en de hemel en de bergen werden kalmer.
Bezorgd omhoog kijkend zag hij dat de schuit rustig doorvoer. Toen keek hij naar beneden. Een zware rotspiek als een rotte tand priemde naar hen, beangstigend snel; daarnaast lag de enorme diepe gleuf van het dal met het glinsterende spoortje van een rivier.
'We vallen te snel.' Hij keek haar in het gezicht. Ze fronste van concentratie terwijl ze zich in evenwicht hield op de wisselende hoeken van de krachten onder haar voeten.
'We remmen,' zei ze. 'Hoe lager we komen, hoe langzamer we gaan.'
Barch kalmeerde. Hij probeerde mee te werken wanneer zij haar gewicht verplaatste. Hij werd zich steeds heviger bewust van haar lichaam dat hij tegen zich aandrukte - warm, soepel, vlug... Donkere takken reikten omhoog. Nog tien meter - vijf - drie...
Krakend en knetterend braken de takken en twijgen. Barch zag de grond, de zwarte humus van de heuvel; op twee meter hoogte sprong hij weg zodat hij niet zou landen met haar voeten onder zich. Ze gaf een gilletje van schrik. Zonder zijn gewicht kaatste ze weer omhoog. Ze greep zich vast aan de takken, hing even te schommelen als een acrobaat en landde toen langzaam.
Barch ving haar op toen ze de grond raakte. Hij kuste haar. Ze liet het rustig toe, met een zuchtje.
Hij werd licht in het hoofd, een gistende opwinding maakte hem uitgelaten. Nu zou hij in zijn eentje deze wereld bevechten; hij zou hemel en aarde bewegen; zijn heldendaden zouden de fabels van de toekomst worden; Komeitk Lelianr zou trots op hem zijn; ze zouden- abrupt duwde zij hem van zich af en staarde in het bos. Bezorgd ging hij naar haar toe. Maar hij beheerste zich en wachtte af.