De boot vloog over het grote centrale dal naar het zuiden. De steden veranderden in slordige lichtvlekken die naar de achterste horizon schoven; de lucht werd donker met contrasterende felle sterren. Komeitk Lelianr lag ontspannen naar de hemel boven de boot te kijken.
Barch zat stijf vooruit te kijken naar de opdoemende dorpen en steden die naar achter gleden. Hij had niets te zeggen. Hij was op pad gegaan om met windmolens te duelleren, hij was uit het zadel gelicht en vernederd. Achteraf kreeg hij wel een idee dat het onvermijdelijk was geweest. Maar het zou nog erger zijn geweest, dacht hij met sombere voldoening, als hij niet op zijn recht om het te proberen had gestaan.
Komeitk Lelianr zei zacht: 'Ik zie mijn eigen zon, daar boven die heldere ster...'
'Dat is Spica.'
'Links daarboven is een kleine ster - Skyl, onze zon.'
Barch keek er ongeïnteresseerd naar. 'Je klinkt alsof je heimwee hebt.'
Ze knikte. 'Het is heel eenzaam op een vreemde planeet zonder mijn vrienden! Daarom wil ik me in mijn studies begraven.'
Barch trok zich terug in zijn gedachten. De donkere schaduwen op de hoogtemeter werden rond en toen verschenen er vooruit hoekige randen.
Plotseling verscheen er niet ver weg een intense groene lichtflits in de lucht. Komeitk Lelianr ging met een schok rechtop zitten. Ze boog zich naar een roostertje en sprak staccato in het Lekthwanees.
Er kwam geen antwoord. Een zwak geluidje ontsnapte aan haar keel.
'Wat is er?' vroeg Barch gespannen.
'Ik weet het niet...' Ze drukte de snelheidsknop helemaal
in.
De schaduwen joegen over de band van de hoogtemeter. Star zat het meisje te wachten, haar knieën vastklemmend terwijl Barch ongerust in de verte tuurde. In de diepte glansden besneeuwde toppen en korte tijd later naderden ze Markels koepel, die vredig lag te glimmen.
De luchtboot minderde vaart, daalde en landde op zijn plaats.
Komeitk Lelianr stapte uit. Barch verliet de boot na haar. Op het terras verstijfde zij. Barch vroeg bezorgd: 'Wat is er?'
'Ik weet het niet. Ik voel iets - slechts.'
Barch liep door over het terras. In het blauwe glas onder zijn schoenen gloeiden groene lichtdraden.
Daar lag iets donkers. Barch rende erheen. Zijn keelspieren verkrampten. Hij liet zich langzaam op zijn knieën zakken. Claude Darran. Hij staarde verbijsterd naar zijn vriend. Koud, dood - ongelooflijk!
Hij voelde een gedaante achter zich: Komeitk Lelianr. Versuft rees hij overeind. Hij liep twee passen verder, vier - weer een donkere vorm. Het was klein en lag er slordig bij. Achter zich hoorde hij het meisje gruwend naar adem snakken. Barch kreeg het ijskoud. Hij knielde naast het zielige hoopje dat Sia Spedz was geweest, stond toen snel op en trok Komeitk Lelianr naar de balustrade.
Ze fluisterde gekweld: 'De Klau- ze zijn naar de Aarde gekomen... Ze zijn hier geweest...'
Barch staarde ingespannen in het donker met een hulpeloos, besluiteloos gevoel. Hij was er niet happig op om een stel moordenaars van een andere wereld te gaan zoeken. In de koepel klonk plotseling een doffe bons. Het meisje jammerde en ging met onbeheerste bewegingen naar voren.
Barch kreeg weer kracht in zijn benen. Krampachtig drong hij zich voor haar en bereikte als eerste de zwak lichtende ingang. Behoedzaam gluurde hij naar binnen; hij zag niets behalve wat meubilair. Komeitk Lelianr drukte zich zacht snikkend tegen hem aan. Hij dook de koepel in. Het meisje rende verder, duwde een scherm van groene rook opzij. Als een vogelverschrikker bleef ze staan.
Barch keek over haar schouder. Op de vloer lagen twee gouden lijken. In plassen en slierten lag er veel bloed. Barch trok het versufte meisje achteruit.
Ze zei: 'Ik moet contact opnemen...' Met knikkende knieën liep ze door de kamer en maakte een gebaar naar een deur. Daarachter lagen nog twee lijken - Markels gasten. En aan de communicatietafel zat een groot zwart wezen. Zijn gezicht was omlijst met stijve zwarte pennen; in het midden van zijn gitzwart glanzende ogen had hij vierpuntige rode sterren als pupillen.
De Klau staarde naar Barch; Barch voelde zich uit een oud stuk bros hout gesneden. Mopperend en brommend rees de Klau overeind met een zware zwarte dolk in zijn hand.
Barch deinsde hevig zwetend achteruit tegen een muur. De Klau maakte een hakkende beweging. Barch kreeg zijn pols te pakken, plantte een voet in de buik van het schepsel en schopte. De Klau wankelde even en viel met een dof gebrul van woede op de vloer.
Grijnzend als een wolf zette Barch zijn voet op de slappe nek. Dikke handen omknelden zijn enkel en nu moest Barch vechten om zijn evenwicht te bewaren.
Hij hoorde het wezen sissen en toen grommen. De handen verkrampten, de vierpuntige rode sterren werden groot en losten daarna langzaam op.
Komeitk Lelianr richtte zich op. De grote dolk stak in de zwarte borst van de Klau.
'Kom, we moeten weg,' hijgde ze. 'Er zijn er nog meer!' Barch wees vragend naar de communicatietafel. 'Nee - hij heeft hem vernield.'