Thomm zei: 'Als ik u was, zou ik geen slapende honden wakker maken. Het zou gevaarlijk kunnen zijn om dat uranium terug te halen.'
Covill hing twee gammapistolen aan zijn riem en beende woest naar buiten. Even later hoorde Thomm de kopter starten.
'Daar gaat een dapper man,' zei hij bij zichzelf. 'En een idioot.'
Drie weken later kwam Su-then opgewonden vertellen dat er bezoek was en toen Thomm opkeek zag hij de hoofdman van de Pottenbakkers met twee stamleden bij zich - allemaal even streng en ontzagwekkend in hun grijze mantels.
Thomm begroette de mannen hoffelijk en bood ze een stoel aan, maar ze bleven staan.
'Ik ben naar de stad gekomen,' zei het stamhoofd, 'om te vragen of de overeenkomst die wij gesloten hebben nog geldt.'
'Wat mij betreft wel,' antwoordde Thomm.
'Er kwam een gek naar het dorp van de Pottenbakkers,' vervolgde de man. 'Hij zei dat jij geen gezag had, dat onze overeenkomst wel in orde was, maar dat hij niet kon toestaan dat de Pottenbakkers het zware metaal hielden waarmee wij glas als de zonsondergang kunnen maken.'
Thomm vroeg: 'Wat gebeurde er toen?'
'Er werd geweld gebruikt,' zei de hoofdman op effen toon. 'Hij doodde zes goede schijfdraaiers. Maar dat maakt niet uit. Ik kom vragen of onze afspraak stand houdt.'
'Ja,' zei Thomm. 'Hij wordt gegarandeerd door mijn woord en door het woord van mijn grote opperhoofd op Aarde. Ik heb met hem gesproken en hij verklaart dat de overeenkomst goed is.'
Het stamhoofd knikte. 'In dat geval breng ik je een geschenk.' Hij wenkte en een van zijn mannen zette een grote kom op Thomms bureau. Het was een wondermooie, geelstralende kom.
'De gek mag zich werkelijk gelukkig prijzen,' zei de hoofdman, 'want zijn geest huist nu in het lichtste glas dat ooit uit de Grote Brand is gekomen.'
Thomms wenkbrauwen vlogen omhoog. 'U bedoelt dat Covills beenderen.'
'De vurige ziel van de gek heeft luister verleend aan een reeds glorieus glazuur,' zei de hoofdman. 'Hij leeft eeuwig in de betoverende glans.'
Slaven van de Klau
1
Markel, de Lekthwan, bewoonde een eigenaardig en luisterrijk kasteel op de hoogste piek van Mount Whitney, dat bestond uit zes koepels, drie minaretten en een breed terras. De koepels waren gevormd van bijna helder kristal, de minaretten waren gebouwd van een soort wit porselein. Het omringende terras van blauw glas was afgezet met een rococo balustrade met blauwe en witte, gedraaide stijlen.
Voor Aardse geesten was Markel als zijn kasteel - luisterrijk knap, onbegrijpelijk en hij maakte de mensen onrustig. Zijn huid had een glanzende goudkleur, zijn gelaatstrekken waren scherp, hard, exotisch geproportioneerd. Hij droeg zachte zwarte kleren: een strakke broek, sandalen die op vijf centimeter lucht rustten, een toga die schijnbaar uit eigen beweging in dramatische plooien viel.
Markel verwelkomde geen vreemden, maakte geen afspraken, maar slaagde erin met weinig inspanning op grote schaal zaken te doen. Hij had een twaalftal agenten in dienst met wie hij dagelijks overlegde via driedimensionale televisie, wat de illusie van een gesprek van man tot man schiep. Af en toe verliet hij zijn kasteel per luchtboot, en soms ontving hij bezoekers uit andere Lekthwanese koepels.
Zijn twee Aardse bedienden, Claude Darran en Roy Barch zagen hem als een vormelijk, hoffelijk man met een engelengeduld. Hun taak bestond voor een deel uit bezigheden waar ze ervaring genoeg mee hadden, zoals het schrobben van het terras en het poetsen van de luchtboot, terwijl andere plichten ongerijmd leken. Als ze fouten maakten, herhaalde Markel zijn opdrachten terwijl Darran en Barch elk op hun eigen manier reageerden, Darran spijtig en verontschuldigend, Barch verbeten en geconcentreerd luisterend.
Markels houding was misschien evenzeer te wijten aan innerlijke beslommeringen als aan een aangeboren overtuiging van superioriteit. Soms zei hij iets medelevends. Toen hij een wondje op Barch's kin zag, vroeg hij: 'Hoe kom je daaraan?'
'Ik heb me gesneden bij het scheren,' antwoordde Barch.
Markels wenkbrauwen bewogen verrast. Hij ging de koepel binnen en kwam even daarna terug met een flesje heldere vloeistof. 'Smeer dit op je gezicht en je hoeft je nooit meer te scheren.'
Barch monsterde het flesje met een bedenkelijk gezicht. 'Ik heb wel 's gehoord van zulk spul. Het haalt je gezicht tegelijk met je baard weg.'
Markel schudde vriendelijk zijn hoofd. 'Daar hoef je je in dit geval geen zorgen over te maken.' Hij wendde zich af maar zei toen: 'Vandaag komt er een schip. Mijn gezin zal aan boord zijn. We zullen hen om elf uur statig ontvangen. Is dat duidelijk?'
'Ja meneer,' zei Barch.
'Je bent op de hoogte van de landingsprocedure?'
'Helemaal,' zei Barch.
Markel knikte en vervolgde zijn weg over het terras. De ruimte onder zijn sandalen gaf hem een vloeiende, veerkrachtige gang. Barch liep naar de kamers die hij met Darran deelde en bracht het ontharingsmiddel behoedzaam aan op zijn gezicht. Toen hij daarna over zijn wangen streek, waren de stoppels verdwenen.