Thomm zei tegen haar: 'Met een beetje geluk kom je weer vrij.' Aan de hoofdman vroeg hij: 'Welke zuren heeft u?'
De man wees naar een rij stenen flessen. 'Het zuur van zout, het zuur van azijn, het zuur van fluorspaat, het zuur van salpeter en het zuur van zwavel.'
Met een tevreden knikje legde Thomm de bom op de tafel, opende het luikje en trok er een van de uraniumhulzen uit. Met zijn zakmes schrapte hij er stukken af die hij in vijf porseleinen kommen deed. In elke kom goot hij een hoeveelheid zuur, steeds een ander. Uit het metaal kwamen gasbellen vrij.
De hoofdman keek met zijn armen over elkaar toe. 'Wat probeer je te doen?'
Thomm ging een stap achteruit en monsterde zijn borrelende kommen. 'Ik wil een uraniumzout laten neerslaan. Haal soda en loog voor me.'
Uiteindelijk zette zich in een van zijn kommen een geel poeder af. Hij waste het triomfantelijk.
'Zo,' zei hij. 'Nu moet ik helder glazuur hebben.'
Hij vulde zes kommen met glazuur en in elk ervan mengde hij een andere hoeveelheid van zijn gele zout. Vermoeid zei hij toen met een gebaar: 'Daar heeft u het glazuur. Test het maar.'
Het stamhoofd gaf een bevel en een Pottenbakker kwam aanzetten met een armvol tegels. Het stamhoofd merkte de eerste kom, doopte er een tegel in en nummerde ook de tegel. Zo deed hij ook met de rest.
Toen laadde een van de Pottenbakkers de tegels in een kleine bakstenen oven, maakte de deur dicht en stak eronder een vuur aan.
De hoofdman zei: 'Nu heb je twintig uur de tijd om je af te vragen of het bakken je leven of dood zal brengen. Die tijd mag je doorbrengen in het gezelschap van je vrienden. Je kunt niet vertrekken, want je wordt goed bewaakt.' Hij marcheerde bruusk weg.
Thomm ging naar het kamertje. Su-then stond nog in de deur. Ze viel hem blij in zijn armen.
De uren kropen voorbij. De vlammen loeiden langs de oven omhoog en de stenen werden roodgloeiend, geel en ten slotte witheet en daarna ging het vuur langzaam uit. Nu lagen de tegels af te koelen en achter de dichtgemetselde deur waren de kleuren al geschapen. Thomm bedwong zich om de deur niet open te rukken. Toen het donker werd sukkelde hij in slaap. Hij lag onrustig te doezelen met Su-thens hoofd op zijn schouder.
Hij werd gewekt door zware voetstappen. De hoofdman trok de deur van de oven weg. Thomm ging er vol spanning bij staan. In de oven was het donker; hij zag alleen de witte tegels met de glans van de glaslaag erop. De hoofdman stak zijn arm in de oven en trok de eerste tegel eruit. De bovenkant werd ontsierd door een troebele mosterdkorst. Thomm slikte moeilijk. De hoofdman grijnsde sarcastisch tegen hem. Hij pakte nog een tegel. Deze toonde een massa bruine blaren. Weer grijnsde de hoofdman. De derde tegel was een brok modder.
Nu lachte het stamhoofd van oor tot oor. 'Verwaand kereltje, jouw glazuur is nog erger dan de belabberdste poging van onze kinderen.'
Hij pakte de vierde tegel. Een gloed van schitterend geel en het leek wel of de hele schuur oplichtte.
De hoofdman van de Pottenbakkers snakte naar adem, de andere leden van de stam hunkerden naar voren en Thomm zakte slap langs de muur naar beneden. 'Geel.'
Toen Thomm eindelijk terugkwam in het bureau, bleek Covill woedend te zijn. 'Waar ben jij voor de donder geweest? Ik stuur je weg met een boodschap die hoogstens twee uur moest kosten en je blijft twee dagen weg.'
Thomm zei: 'Ik heb de vier Mi-Tuun teruggehaald en ik heb een afspraak met de Pottenbakkers gemaakt. Ze zullen niemand meer ontvoeren.'
Covills mond viel open. `Wat heb je gedaan?'
Thomm herhaalde het.
'Heb je mijn bevelen niet opgevolgd?'
'Nee,' zei Thomm. 'Ik vond mijn idee beter en dat is dus wel gebleken.'
Covills ogen waren harde blauwe vuurtjes. 'Thomm, hier heb je het verbruid. Planetaire zaken kan jou niet gebruiken. Als ik er niet op kan rekenen dat je de bevelen van je chef opvolgt, dan ben je voor het bureau geen cent waard. Pak je spullen en vertrek met de volgende boot.'
'Als u dat wilt, uitstekend,' zei Thomm en hij wilde weggaan.
'Tot vier uur vannacht ben je nog in dienst van het bureau,' zei Covill koud. 'Tot dan gehoorzaam je mij. Breng de kopter terug naar de hangar en leg de bom weer in het arsenaal.'
'Die bom heb ik niet meer,' zei Thomm. 'Ik heb het uranium aan de Pottenbakkers gegeven. Dat hoort bij de afspraak.'
'Wat?' bulderde Covill, met een gezicht of hij een beroerte kreeg. 'Wat?'
'U heeft het best verstaan,' zei Thomm. 'En als u denkt dat u de bom beter had kunnen gebruiken door hun handeltje op te blazen, dan bent u hartstikke gek.'
'Thomm, jij stapt nu ogenblikkelijk in die kopter, je vliegt terug en je haalt dat uranium. Durf niet zonder het spul terug te komen. Allemachtig, ongelooflijk domme stomkop, met dat uranium kunnen de Pottenbakkers heel Penolpan van de planeet wegvagen.'
'Als u dat uranium wilt hebben,' zei Thomm, 'dan gaat u het zelf maar halen. Ik ben ontslagen en ik doe niet meer mee.'
Covill staarde hem aan. In zijn razernij leek hij op te zwellen als een kikker. Dikke woorden dropen van zijn lippen.