Thifers ogen begonnen te glinsteren. Alras werden er scheldwoorden uitgewisseld en viel opnieuw het woord 'geit', waarop Magnus Ridolph opstond, ijzig beleefd boog en waardig de koepel verliet.
Deze lunch en het daaraanvolgende gesprek vormden de enige gelegenheden dat de heren tijdens de reis met elkaar spraken. Pas toen het schip neerzonk in een bassin zo glad als glas, dat kennelijk ontstaan was als een reusachtige blaar in het basalt, wisselden de twee opnieuw een woord. En nu, op zijn eigen terrein, was Thifer wat vriendelijker gestemd.
'Steen, steen, steen,' zei hij. 'Verdomd indrukwekkend planeetje en helemaal niet zo'n slechte plek om te wonen als hij een atmosfeer had. Niet te warm en niet te koud. Misschien zet ik een dezer dagen nog wel een luchtfabriek neer en maak een dampkring. Het zou toch een goed toeristenoord moeten kunnen worden, vind je ook niet, Ridolph?'
'Het is heel spectaculair,' beaamde Magnus Ridolph. Een jaar eerder had hij in de Augustaanse revue een lijst gezien van de bewoonde planeten, die door Arthur Idry, de ontdekkingsreiziger, gerangschikt waren in volgorde van onaardse en bizarre kwaliteiten.
De Aarde was natuurlijk de norm en Fan, Naos vi, Exigencia, Omicron Ceti III, Mallard 42, Rhodope en Nieuw-Soedan stonden hoog op de lijst. Onderaan vond men vreemde werelden als Formaferra, Julian Wolters iv, Alpheratz ix en Gengillee. Nu hij naar Jexjeka keek, concludeerde Ridolph dat Idry niet het onderste uit de kan had gehaald voor de keuze van de laatste plaats op de lijst.
Jexjeka was de enige satelliet van drie zonnen - Rouge, een rode reus die niet ver weg stond, Blanche, een witte ster zo groot als Sol op grotere afstand, en Noir, de donkere metgezel van Blanche. Jexjeka draaide om Rouge zodat gedurende de helft van elk siderisch jaar er overdag twee zonnen schenen. Tijdens de andere helft van het jaar scheen Rouge overdag en Blanche tijdens de zogenaamde nacht.
Rouge vulde de helft van de zwarte hemel, een monsterlijke bal van gesmolten rood die zichtbaar driedimensionaal was: de equator puilde uit. De oogverblindende witte schijf van Blanche hing iets terzijde. Noir was niet te zien.
Het schip was middenin een enorm, zacht glooiend bassin geland. Het zwarte glas van de bodem rees geleidelijk op naar een bijna twee kilometer hoge borstwering van grijze steen. Aan de voet daarvan school een tros glanzende koepels en een berg ertsrestanten. Thifers woonverblijf bevond zich in een koepel op enige afstand van de mijngebouwen naast oase A, een vijver met helder water.
Het water ontstond chemisch in het warme inwendige ven Jexjeka en steeg in de vorm van damp naar het oppervlak, waar het condenseerde tot een plas. Hieruit verdampte het langzaam in de interstellaire ruimte, die hier op het planeetoppervlak begon. Magnus Ridolph moest toegeven dat de planeet een zekere waanzinnige schoonheid bezat.
De afstanden op deze luchtloze wereld met zijn reuzen- afmetingen waren moeilijk te schatten. Het perspectief had een merkwaardige vertekening. Ridolph schatte dat Thifers kwartier anderhalve kilometer van de landingsplaats lag en het verraste hem dan ook dat de grondwagen die over de glasgladde bodem van de blaar rolde, tien minuten over de reis deed.
De wagen reed een luchtsluis in. Thifer zwaaide de deur open. 'We zijn er.'
Het was meteen duidelijk dat Thifer geen geld of tijd spendeerde aan sybaritische verfijningen. Magnus Ridolph inspecteerde fronsend de kale betonvloer, de lege muren, de strenge meubels.
'Jouw kamer is deze kant op,' zei Thifer en hij leidde Ridolph door een gang met aluminium golfplaatwanden naar een kamer met uitzicht op de vijver.
In de kamer stonden een smal bed, een grijsgroen geschilderde ladenkast en een witte stoel met een rechte rugleuning.
'U bent heel wijs,' merkte Magnus Ridolph verstandig op. 'Heel gevoelig.'
'Hoe dat zo?' vroeg Thifer.
'U heeft het karakter van de planeet accuraat bepaald en dat tot in zijn subtielste nuances overgenomen in uw meubilair. Heel juist concludeerde u dat strenge eenvoud het enige antwoord was op het simpele, kale landschap.'
'Mmmf,' zei Thifer met een zure grijns. 'Blij dat je het prettig vindt. De meeste mensen vinden het namelijk niet prettig. Ik zou wel gek zijn om geld te verspillen aan het vertroetelen van andermans dikke reet. Ik ben van onderaf opgeklommen - met hard werk en een hard leven - en ik verdom het om nu te veranderen.'
'Heel verstandig,' vond Ridolph. 'Ahem - is het voedsel dat u verstrekt even ongekunsteld als uw accommodatie?'
'We eten het.' zei Thifer. 'Franje zit er niet aan, maar het is te eten.'
Magnus Ridolph knikte. 'Ik denk dat ik me maar eens zal verkleden, nadat ik een bad heb genomen. Wilt u zo goed zijn mijn bagage binnen te laten brengen?'
'Okay,' zei Thifer. 'De badkamer zit daarachter. Een stevige douche doet wonderen. Het water komt recht uit de vijver. We lunchen over een uur of zo.'
Met de gedachte dat hoe eerder hij het mysterie van oases C en D oploste, des te eerder hij weer terug was in de beschaving, kondigde Magnus Ridolph tijdens het eten aan dat hij van plan was meteen met zijn onderzoek te beginnen.