Home>>read Slaven van de Klau free online

Slaven van de Klau(17)

By:Jack Vance


Hij holde terug naar de toren, haalde het dekzeil en haastte zich naar buiten. Waar lag de zender ook weer...? Ah, daar was-ie. De regen roffelde op hem neer toen hij naar de zender rende, het zeil erover legde en vastbond en weer naar de vuurtoren draafde. Hij vergrendelde de deur en maakte fluitend een pak avondeten open.

De regen geselde de vuurtoren. De bundels rood en wit licht maaiden star door de hemel. Perrin kroop in zijn bed, waar het warm was en hij werd slaperig... Seguilo's verdwijning was iets verschrikkelijks. Hij zou er een geestelijk litteken aan overhouden. Maar het was afgelopen en voorbij. Hij moest het van zich afzetten en naar de toekomst kijken. De Bloemenkust...

's Ochtends was de hemel schoongewassen. De Maurnilam Var lag glad als glas zover het oog reikte. De Iselklip lag bloot onder het zonlicht. Uit het raam kijkend zag Perrin een morsige hoop op de rots - het zeil en de touwen. De zendontvanger en het vlot waren spoorloos verdwenen.

Perrin ging op de drempel van de buitendeur zitten. De zon klom door de hemel. Tien keer sprong hij overeind toen hij het geluid van motoren dacht te horen. Maar er kwam geen vliegtuig.

De zon passeerde het zenit. Een kilometer van de klip dreef een schuit langs. Perrin rende het plat op en ging daar met zijn armen zwaaiend staan schreeuwen.

De slungelige rode matrozen die languit op de lading lagen te luieren, verroerden geen vin. De schuit verdween in het oosten.

Perrin sjokte terug naar de drempel. Hij ging lusteloos zitten. Hij huiverde. Er kwam geen vliegtuig om hem af te lossen. Op de Iselklip zou hij blijven, dag in, dag uit, elf weken lang.

Moedeloos slofte hij de trap op naar de eetkamer. Aan eten had hij geen gebrek, verhongeren zou hij niet. Maar kon hij de eenzaamheid verdragen? De onzekerheid? Seguilo die verdween en weer verscheen, en weer verdween... De schimmige zendontvanger... Wie zat er achter deze wrede grappen? De vijf manen die tegelijk opkwamen - had het iets met elkaar te maken?

Hij pakte een almanak en liep ermee naar de tafel. Bovenaan iedere bladzijde gaf een zwarte strook met vijf witte cirkels de stand van de manen aan. Een week geleden stonden ze op willekeurige plaatsen. Vier dagen geleden stonden de langzaamste, Liad, en de snelste, Poidel, dertig graden van elkaar met Ista, Bista en Miad ertussenin. Twee nachten geleden stonden ze vlak bij elkaar en de vorige nacht raakten ze elkaar bijna. Vannacht zou Poidel net iets voor Ista komen, en morgenavond zou Liad achterblijven bij Bista... Maar waar lag het verband tussen de vijf manen en Seguilo's verdwijning?

Somber werkte Perrin zijn eten naar binnen. Magda verdween zonder praalvertoning in de Maurnilam Var en een doffe schemer daalde neer over de Iselklip terwijl het water zuchtend over het plat stroomde en wegzakte.

Perrin deed het licht aan en zette de grendel op de deur. Hij zou niet meer hopen, niets meer wensen - niets geloven. Over elf weken bracht de boot die met zijn aflossing kwam hem naar Ruimtestad en ondertussen moest hij er maar 't beste van maken.

Door het raam zag hij het blauwe schijnsel in het oosten. Hij zag Poidel, Ista, Bista, Liad en Miad rijzen. De vloed volgde de manen. De oceaan was nog glad en elke maan legde een eigen baan van weerspiegeling over het water.

Perrin keek naar de hemel en rond de horizon. Het was een prachtige, eenzame nacht. Toen Seguilo er nog was had hij zich soms wel eenzaam gevoeld, maar nooit zo geïsoleerd als nu. Elf weken eenzaamheid... Als hij een metgezel uit mocht kiezen... Zijn gedachten dwaalden af.

In het maanlicht kwam een slanke gestalte aangelopen. Ze droeg een lichtbruine broek en een wit overhemd met korte mouwen.

Perrin staarde als aan de grond genageld. De gestalte liep naar de deur en klopte aan. Hij hoorde het geluid gedempt in het trappenhuis. 'Hallo, is er iemand thuis?' Het was een klare meisjesstem.

Perrin zwaaide het raam open en schreeuwde hees: 'Ga weg!'

Ze ging achteruit en keek omhoog en het licht van de maan viel recht op haar gezicht. Perrins stem stokte in zijn keel. Zijn hart bonsde wild.

'Weggaan?' vroeg ze zacht, verbaasd. 'Ik kan nergens heen.'

'Wie ben jij?' vroeg hij. Hij vond dat zijn stem vreemd klonk - vertwijfeld, hoopvol. Ze was immers onmogelijk - zij het bijna onmogelijk knap... Ze had uit Ruimtestad kunnen komen vliegen. 'Hoe ben je hier gekomen?'

Ze maakte een gebaar naar de oceaan. 'Mijn vliegtuig is vijf kilometer van hier neergestort. Ik ben met het reddingsvlot gekomen.'

Perrin keek naar de waterkant. Hij kon nog net de omtrekken van een vlot zien.

Het meisje riep naar boven: 'Laat je me binnen?'

Perrin stommelde de trap af. Bij de deur bleef hij staan met een hand op de grendel en het bloed suisde in zijn oren.

Een ongeduldig kloppen op de deur trilde door zijn hand. 'Ik bevries hier.'

Perrin trok de deur open. Ze keek hem aan met een flauw glimlachje. 'Je bent een heel behoedzame vuurtorenwachter - of misschien heb je een hekel aan vrouwen?'