Home>>read Slaven van de Klau free online

Slaven van de Klau(15)

By:Jack Vance


Seguilo was er niet meer. Hij zat niet op de treden en hij was nergens op de rotsklip van Isel. Hij had Perrin onmogelijk op de trap kunnen passeren. Maar hij zou weer in de machinekamer geglipt en onder de generator gekropen kunnen zijn.

Perrin wierp de deur open, schakelde het licht aan, bukte zich en tuurde onder de machine. Niets te zien.

De vettige stoflaag, effen en onberoerd, bewees dat er niemand was geweest.

Dus waar was Seguilo gebleven?

Perrin ging naar het bovenste deel van de vuurtoren en doorzocht grondig alle hoeken en gaten van boven naar beneden tot hij bij de buitendeur uitkwam. Geen Seguilo.

Perrin liep naar buiten. De rotsen waren kaal en verlaten; geen Seguilo.

Seguilo was verdwenen. Het donkere water van de Maurnilam Var klotste zuchtend over de stenen.

Perrin maakte aanstalten om over de maanblikkerende golven te schreeuwen, maar om een of andere reden leek dat niet juist. Hij ging terug naar binnen en nam plaats voor de radiozender.

Onzeker betastte hij de knoppen. Het ding was Seguilo's verantwoordelijkheid geweest. Hij had het zelf gebouwd uit onderdelen van oude instrumenten.

Proberend zette Perrin een schakelaar om. Het schermpje kwam spetterend tot leven en de luidspreker zoemde en gonsde. Perrin draaide aan de knoppen. Nu flitsten er blauwe pijlen over het scherm en er ontploften snelle rode vlekken. Vervormd en vaag keek er een gezicht uit het scherm. Perrin herkende een ambtenaar van lage rang in het kantoor in Ruimtestad. Op dringende toon zei hij: 'Hier Harold Perrin in de vuurtoren van de Iselklip. Stuur met spoed een hulpboot.'

Het gezicht keek hem ingespannen aan alsof hij achter dik flessengas zat. Een brommend stemmetje achter het gekraak en geknetter zei: 'Stel beter in... ik versta u niet...'

Perrin sprak harder. 'Hoor je me nu?'

Het gezicht begon te zwemmen en vervaagde toen.

Perrin schreeuwde: 'Dit is de vuurtoren van de Iselklip! Stuur een hulpboot! Hoor je me? Er is een ongeluk gebeurd!'

'...signaal komt niet binnen. Maak een rapport op en stuur het...' De stem ging verloren in geknetter.

Binnensmonds woest vloekend draaide Perrin nijdig aan knoppen en schakelaars. Hij sloeg met zijn vuist op het toestel. Het scherm flitste feloranje op en viel toen uit.

Perrin ging haastig achter de zender en prutste er vijf minuten lang bezorgd aan, maar zonder dat het iets uithaalde. Hij kon geen geluid en geen beeld krijgen.

Langzaam richtte hij zich op. Door het raam zag hij de vijf manen die een wedstrijd naar het westen deden. 'Als de vijf manen samen opkomen,' had Seguilo gezegd, 'dan is het niet verstandig om iets te geloven.' Seguilo was verdwenen. Hij was nu één keer verdwenen en weer teruggekomen; misschien kwam hij nog een keer terug. Perrin trok een gezicht en huiverde. Het zou nu beter zijn als Seguilo wegbleef. Hij holde naar de buitendeur, trok hem dicht en deed de grendel erop. Pech voor Seguilo, als hij terugkwam... Perrin bleef even staan luisteren met zijn rug tegen de deur. Toen ging hij naar de generatorkamer en keek onder de machine. Niets. Hij deed de deur dicht en liep naar boven.

Er was niemand in de eetkamer, in de opslagruimte, de badkamer, de slaapkamers. En ook niemand in de lampenkamer. Niemand op het dak.

Er was niemand in de vuurtoren behalve Perrin.

In de eetkamer zette hij koffie en daarna zat hij een half uur te luisteren naar het zuchten van het water over het plat en toen ging hij naar zijn kooi.

Toen hij langs Seguilo's kamer kwam, keek hij naar binnen. Er lag niemand in het bed.

Toen hij de volgende ochtend eindelijk opstond, had hij een droge mond, zijn spieren voelden aan als takken en zijn ogen brandden van het staren naar het plafond. Hij spoelde zijn gezicht af met koud water. Daarna ging hij naar het raam en speurde de einder af. Tot aan het oosten hing een vuilgrijze bewolking waar de blauwgroene Magda doorheen scheen als een antieke munt bedekt met verdigris. Op het water vormden zich olieglanzende netten van blauwgroen licht die samenvloeiden en dan weer braken en smolten... In het zuiden ontdekte Perrin twee zwarte streepjes - schuiten die over de Moessonstroming naar Ruimte- stad voeren. Na een ogenblik of wat gingen ze op in de wolken.

Perrin zette de hoofdschakelaar om en boven zich hoorde hij het hortende gonzen waarmee de lamp uitdoofde en tot stilstand kwam.

Hij liep de trap af en maakte met stijve vingers de grendel van de buitendeur los, die hij opengooide. De wind blies langs zijn oren. Het rook naar de Maurnilam Var. Het was eb; de Iselklip stak als een zadel uit het water. Aarzelend liep hij naar de waterkant. De blauwgroene zon maakte zich los uit de wolken en het licht priemde onder water. Gevaarlijk over de rand hangend keek Perrin in de diepte, langs de schaduwen en randen en grotten, in de diepe duisternis... Er bewoog iets. Perrin keek ingespannen. Zijn voet gleed uit en hij viel bijna in zee.

Terug in de vuurtoren probeerde hij drie mistroostige uren lang de zender te maken. Uiteindelijk raakte hij overtuigd dat een of ander vitaal onderdeel het begeven had.