Hij was een halve dag bezig met het rangschikken van bladertakken tegen de dekplaten voor het Grote Gat. Toen hij achteruitliep om het effect van zijn werk in ogenschouw te nemen, zag hij een schuit over het dal glijden.
Hij rende naar de mond van de grot en liet zich achter het kanon vallen. Hij keek door het vizier, zijn hand ging naar de vuurknop. Maar de opvarenden waren geen Podruods; er stonden mannen en vrouwen langs de reling. Vijftig of zestig waren het er, een haveloze groep, zo te zien allemaal van dezelfde soort en ze leken wel wat op hemzelf.
De schuit landde op de open plek. De trap schoot naar buiten, een magere kale man met een listig rond gezicht sprong op de grond, gevolgd door een lange jongen met kort donker haar. Barch hoorde hun stemmen, maar kon niet verstaan wat ze zeiden.
Het duurde maar een ogenblik voordat de overige passagiers uit het schip kwamen en vervolgens onzeker om zich heen gingen staan kijken. De magere man ontdekte Barch en zijn kanon. Hij dook in elkaar. Toen de anderen zagen waar hij keek, verstijfden ze en ze zwegen abrupt.
Barch riep in de taal die op Magarak werd gesproken: 'Kom hier boven waar ik met je kan praten.' De magere man en de lange jongen gehoorzaamden schoorvoetend. 'Wat brengt jullie hier?' vroeg Barch bars.
De magere man tuurde behoedzaam achter Barch in de grot. 'Je zou ons vluchtelingen kunnen noemen. En wat doe jij hier?'
'Ik ben ook gevlucht.'
De jongen met het donkere haar zei zacht tegen de man: 'Als de andere wildemannen nog wilder zijn dan deze, laten we dan teruggaan naar Podinsiras waar het veilig is.'
'Misschien is-ie een beetje getikt.'
Barch grijnsde bitter. 'Ik spreek ook Engels.'
De nieuwkomers staarden hem aan.
'Laat maar zitten,' zei Barch moe. 'Okay, ik ben een wildeman, okay, ik ben getikt.' Hij knikte naar de schuit. 'Allemaal van de Aarde gekomen?'
'Wij zijn de overlevenden van Oakville in Iowa.'
'Nooit van gehoord.'
'De Klau lieten de stad insluiten door een heel leger dat uit de lucht viel en dreven de hele bevolking in hun schip. Dat was twee of drie maanden geleden. Wat er sindsdien gebeurd is, weten we niet; door de slavenopstand kregen we de kans om weg te lopen.'
'Een slavenopstand?'
'Ja, een dag of vier geleden begon het. Iemand heeft het grote hoofdkwartier opgeblazen, met de meeste hoge omes van de Klau er nog in. Sindsdien is Magarak één groot gekkenhuis.'
'Zo zo, kijk 's aan,' zei Barch. 'En wat zijn jullie nu van plan?'
'Ach,' zei de man, 'we wouwen op de een of andere manier terug zien te komen naar de Aarde. Ik ben Smith en dit is mijn zoon Tim.'
'Ik ben Roy Barch.'
Smith wuifde naar de schuit. 'Ik heb begrepen dat die boten net zo werken als de ruimteschepen - ze grijpen de ruimte beet en trekken zich vooruit. Als wij nu een van die schuiten luchtdicht konden maken.'
Barch ging op een steen zitten en woelde door zijn haar.
'Wat is er mis?' vroeg de magere man. 'Heb ik iets verkeerds gezegd?'
'Nee,' zei Barch. 'Ik wou alleen even zeggen dat jullie naar het goeie adres zijn gekomen. Ik organiseer dit soort feesten. Ik ben gespecialiseerd in het bouwen van ruimteschepen.' Hij slaakte een diepe zucht. 'Willen jullie echt van Magarak af?'
'Ja natuurlijk.'
'Zijn jullie bereid om ervoor te werken, om risico's te nemen, om misschien -' Hij toonde de stomp van zijn linkerarm.
'Ja!'
'Goed, dan worden we compagnons. Laten we maar beginnen. Rij je boot om de hoek. Ik Iaat het scherm neer en dan parkeren we hem in het Grote Gat.'
Hij sprong overeind. Smith en zoon Tim deinsden achteruit.
'Ik ben ongevaarlijk,' zei Barch. 'Alleen maar ongeduldig om te beginnen. Deze keer doe ik het goed.'
'Okay, okay,' zei Smith kalmerend.
'Vannacht gaan we uit stelen. Ik weet precies hoe het moet. Eerst halen wc accr bij de steengroeve. Vervolgens kapen we een stel Lenape en de milieumachines... Maar van die machines hebben we er al zat en we kunnen het wel zonder Lenape stellen... Of bij nader inzien zouden een paar Lenape wel handig zijn. Er zou onderweg iets met de machinerie fout kunnen gaan en dan zou geen van ons het kunnen repareren.'
Smith vroeg bezorgd: 'Voel je je wel goed, zeun?'
'O ja,' zei Barch. 'Ik voel me geweldig. Kom op, we gaan aan de slag.'
Dubbelark II rees op in de schemer. Barch keek neer op Palkwarkz Ztvo, het zwarte woud hatend, de zwarte bergen hatend, de eindeloze motregen hatend. En toch - hij keek in de lengte door het dal - hij had hier heel veel geleerd, hij had veel bereikt. 'Jammer dat ik hier geen foto van heb,' zei hij over zijn schouder tegen Tim.
Tim greep zijn arm. 'Kijk.'
Barch draaide zich snel om. Door de wolken flitsten tien lange donkere vormen. De bewolking kolkte heel kort opzij; de vormen bleken lange torpedo's te zijn. Meteen ging het wolkendek weer dicht en de torpedo's waren weg.
'Dat waren geen schepen van de Klau,' zei Barch nadenkend.
'Nee, ik geloof van niet.'
'Ik dacht dat ik een soort embleem op de eerste zag.'