Hij hoorde stemmen. Vier kleine grijze mannen met gore witte broekjes en lompe laarzen aan sprongen in het ruim. Van boven viel een wirwar van zwarte buizen neer. De grijze mannetjes ontwarden de buizen en hielden ze tegen de kisten in het ruim. De buizen rukten de kisten weg. De grijze mannetjes verdwenen ook. De helft van de lading bleef nog achter.
De boot dreef verder over de glijbaan. Schelle lichtbundels schenen Barch in het gezicht. Hij draaide zich opzij en zag dat Kerbol klein in zijn hoek zat alsof hij een schaduw imiteerde.
Een lange man, zo geel als een citroen en mager als een reiger stapte in de boot en schreed bedachtzaam heen en weer met zijn ogen op het dek alsof hij een dubbeltje kwijt was. Ten slotte bukte hij zich en zette een teken op de vloer, waarna hij met één stap van zijn spinnenpoten uit het ruim wipte.
De boot gleed verder. Aan de ene kant glommen de hoge prismaramen, van de andere kant kwam een zacht zoemen met bewegende, rukkende, stotende, ineenkrimpende vormen en gedaanten.
Er klonk een muzikale stoot op een hoorn; een andere spinnenman daalde af in het ruim en liep daar turend heen en weer. Hij boog zich over het teken dat de eerste man had gemaakt, richtte zich op en keek naar boven. Een gigantische zwarte massa plofte schrikwekkend abrupt naar beneden, een meter voor Barch, met een klap waar de lucht van beefde. Hij zag niets meer.
Een ogenblik gebeurde er niets. Toen flitste de zwarte massa weg in een oogwenk en nu was het ruim leeg op wat rommel na.
De boot gleed vredig voort, als een gondel in een gracht. Het stemmenrumoer verstierf in de verte.
Even later hoorde Barch nieuwe stemmen, staccato en nasaal en met andere klanken. Hij spitste zijn oren; waar had hij zulke stemmen eerder gehoord? Hij rekte zijn nek uit en zag drie gedaanten die over karretjes gebogen stonden. Ze hadden sluik zwart haar, oliezwarte ogen, een ivoorgele huid en kleine neuzen. Zijn hart begon te bonzen; ze zagen eruit als Chinezen, ze praatten als Chinezen... Het schip passeerde hen. Hun stemmen werden onhoorbaar.
Tussen de spleten turend zag Barch een lage deur voor de boot. De boot dobberde erdoor in een donkere ruimte.
Een reuzenhand greep Barch beet en smakte hem tegen het metaal. Een miljoen wervelwinden bulderden in zijn oren. Hij klampte zich wanhopig vast aan de spanten en vocht voor zijn leven tegen de druk.
De boot gleed het licht in. Barch vouwde zijn gekneusde lichaam uit.
Het ruim was schoon en alle rommel was tot de laatste splinter verdwenen. Barch keek naar Kerbol. 'Ben jij er nog?'
Kerbol bromde bevestigend. Barch nam behoedzaam een nieuwe houding in tegen de scheve binten, die nu listig zo geplaatst leken dat ze al zijn pijnlijke plekken kwelden.
Twee mannen met lange paardengezichten en een gevlekte bruin met witte huid en hoeden als paddenstoelen op hun hoofd ploften in het ruim en wachtten af. Omhoog kijkend staken ze hun hand uit. Een zwarte kist die als een vrucht aan een steel hing viel in het ruim. De bonte mannen duwden hem in een hoek en de stengel brak af.
Een minuut later dreef de boot langs een serie blauwe, rode en groene lampen. Er viel nog een milieumachine in de boot. Een nieuwe serie lampen en weer werd er een machine geladen.
De metalen binten begonnen pijnlijk te worden en Barch zat te schuiven om er minder last van te hebben. Kerbol zat erbij als een roerloze klont stopverf. Het ruim raakte langzaam vol en de stuwadoors naderden allengs de schuilplaats van de twee mannen.
Na een eindeloze tijd wachten was het ruim vol op een laatste rij na. De stuwadoors loodsten de laatste acht machines naar beneden en sprongen toen op de kade.
De boot voer nog altijd verder, in een bocht en omhoog. Plotseling dreef hij in een immense hal. Waren ze nu in het diamantvormige gebouw? Barch deed zijn best om iets van de omgeving te zien, maar hij zag alleen de hoge, gloeiende zoldering.
Toen hoorde hij stemmen met een bepaalde schelle klank waarvan hij onmiddellijk kippenvel kreeg: Podruods. Hij zag zware rode benen die over de loopbruggen dreunden; hij dacht Ticks ritmische stem te horen. Een ogenblik later klosten er nieuwe wezens over het dek. Barch zag even een rond, geelbruin gezicht. De ogen als opalen waren omgeven door groengele vlekken.
Achter elkaar sprongen ze met rubberbenen op de plekken tussen de machines en bleven daar als standbeeldjes staan. Het waren er tien of twaalf.
Twee Podruods begaven zich naar de hoeken aan de achterkant en posteerden zich daar roerloos. De ronde mannetjes keken met wezenloze schapenogen naar boven.
Barch inspecteerde ze kritisch. Wat waren dit nu weer? Wat moest hij ermee? Ze leken volstrekt nutteloos, oliedom - ze zouden alleen maar een last zijn. Hij had hersens nodig; mecaniciens en technici van Lenau en hij kreeg dikke kleine mannetjes.
19
Het grijze daglicht stroomde het ruim in. Barch hoorde de regen sissen. Na een ogenblik wachten steeg de boot op en vertrok. De ronde mannetjes gleden achter de machines toen ze de regen voelden. De Podruods stonden te blazen en spugen.