'Hou die boot maar in het zeil,' zei Barch koel. 'Daar komt-ie.'
De boot gleed de lucht in voorbij zwarte uitstulpingen die een stippenpatroon in het ruim maakten. 'Hel en verdoemenis!' zei Barch. 'Dat ding wordt bewaakt door een half legerkorps!'
Kerbol kneep zijn ogen halfdicht om beter te kunnen zien. 'Ik zie een stuk of zes Lenape en zes Bornghalese wachters - die zijn erger dan Podruods.'
Tick koerste schuin omlaag. 'Zeg maar wanneer ik landen moet.'
'Optrekken, stomkop! We kunnen al die mensen toch niet vermoorden!' schreeuwde Barch.
Tick liet het vlot beledigd zwijgend opzij zwenken. Toen zei Barch: 'We zullen op de volgende moeten wachten... Hoe lang kan dat duren?'
Tick wuifde achteloos. 'Ik kan geen uitsluitsel geven. Toen ik met mijn schuit over de glijbaan ging, duurde het een uur, misschien wel twee. Maar we kunnen beter teruggaan naar de bergen, want het plan is niet praktisch. Bovendien voel ik zonder mijn amulet de dood dicht naast mij.'
'We gaan pas terug als we een of meer van die milieumachines hebben. We kunnen geen vijf jaar lang ademhalen op één bootlading lucht.'
'Maar je valt niet aan,' klaagde Tick. 'De boot komt naar buiten, jij deinst terug, je aarzelt. Beter dat we teruggaan naar Palkwarkz Ztvo om te slapen.'
'Misschien zitten er op de volgende boot geen bewakers.'
'Alle boten met milieumachines worden bewaakt. De bewakers letten op de Lenape, die de machines kweken en moduleren en die ze in het skelet van de ruimteschepen gaan monteren.'
'O,' zei Barch teleurgesteld.
Tick wees. 'Nu komt er een schuit om lading in te nemen.' Hij keek vlug op de lokator. 'Roestoranje - komt uit Mempas Zes, een Bornghalees district. Kijk, hij brengt diafragma's en katalysefilters.'
'Snel, land op die boot,' beval Barch.
'Maar wij hebben geen diafragma's of filters nodig. Daar hebben we niets aan.'
'Als die schuit weer naar buiten gaat, zit hij stikvol met alles wat we nodig hebben. Milieumachines en Lenape. Schiet op nou! Ga er vlakbij, waar de piloot ons niet kan zien.' Hij keek over zijn schouder. Vlotten, boten, wagens, linten van witte energie, en daarboven het ongelooflijke silhouet van Magarak. Een miljoen wezens binnen een kilometer afstand, maar niemand zou het zien.
Tick liet het vlot zijdelings door de lucht schuiven. Barch had niet geweten dat dat kon. Het vlot wipte over de reling van de schuit en zakte op de vloer van het ruim.
Barch sprong van het vlot. 'Kom mee, Tick. Kerbol, zet het vlot onder die rand zodat het niet meer te zien is.'
Hij rende zacht naar voren en trok de deur van de koepel open. De piloot was een sierlijk bruin wezen, knap als het masker van een held, maar toen hij zich omdraaide, zag Barch de vierpuntige ster in zijn ogen - een Bornghalees. Dit was niet het moment voor fijngevoeligheid. Barch schoot en duwde meteen Tick in de stuurstoel. 'Neem het over. Stuur de boot naar de glijbaan en blijf verder gewoon in de koepel zitten. Kom er niet uit en zeg niets! Zodra we volgeladen zijn, vertrek je naar Kdoa.'
Tick knikte. Hij stak zijn hand uit naar het lijk, maakte de opdrachtkaart van het wezen los en bevestigde hem op zijn eigen lichaam. Het gebouw in de vorm van een diamant doemde langszij op. De enorme muur was matzwart geverfd, zacht als fluweel.
Barch greep de dode Bornghalees bij zijn tuig, maar aarzelde wat hij met hem zou doen. Als hij het lijk naar het ruim sleepte, kon iemand in het zwarte gebouw het zien.
'Schop hem eruit,' zei Tick onverschillig. 'Laat hem vallen.'
Waarom niet? dacht Barch. Hij deed de deur open en duwde en rolde het lijk weg. Het wapperde door de schaduwen als een grote roofvogel.
Barch wilde Tick nog zijn laatste instructies geven, maar weerhield zich; Tick op het hart drukken zich arrogant te gedragen was werkelijk overbodig. Hij haastte zich terug naar het ruim. Onder de voorste loopbrug bevond zich een donker hol. Kerbol had het vlot eronder geduwd en het vervolgens op laten stijgen tegen de brug aan.
De ringvormige terrassen van de grote trechter omringden hen. Het doffe licht van de hemel kaatste heen en weer zodat er geen schaduwen waren maar alleen een koele, waterige rust. In de hoogte nam het immense gebouw een ruwe zwarte hap uit de hemel.
Barch zocht een plek om zich te verstoppen, en dat kon alleen onder de voorste loopbrug. Waar was Kerbol eigenlijk gebleven? Plotseling steels als een loerende kat sloop Barch met zijn pistool in zijn hand naar voren.
'Hierboven,' dreunde een hese bromstem.
Barch dook ineen, keek omhoog tussen de spanten van de brug. 'O.' Hij hees zich op en tuurde door het metalen rooster. 'Ik hoop dat dit een goed idee was.'
De toelopende terrassen sloten hen in. Ze waren elk vijftien meter hoog en vijfentwintig breed en over de volle hoogte van de muren waren smalle prismatische ruiten geplaatst.
De boot landde op een meegevende vloer en het bijna onhoorbare gonzen van de motoren viel weg. Er ging een schok door de boot en hij gleed een donker gat in. Bezorgd door het rooster kijkend, zag Barch de smalle hoge ruiten tegen de doffe hemel. Zijn ogen begonnen te wennen aan het wazige grijze licht, maar hij zag niets bekends in de lichtplekken en de schaduwen, tussen de verwrongen buizen en de scheve platen en de gewelfde oppervlakken tegenover het raam.