De boot gleed door de schemer. Stalactieten en stalagmieten knapten af en kletterden tegen de grond.
De boot landde zacht. Barch zag dat Kerbol al mannen opgetrommeld had om stenen in de opening te stapelen. Hij draaide zich naar de piloot. 'Hoe komt het dat de Klau jou een boot toevertrouwen? Zijn ze niet bang dat je 'm naar de heuvels smeert?'
De piloot maakte een vlot gebaar. 'Wat schiet ik daarmee op? Wij piloten leiden een goed leven. In de heuvels eten de wildemannen elkaar op als garvissen.'
Barch ging er niet op in. 'Wat zou er gebeuren als je nu terugging?'
'Ik zou hun vertrouwen kwijt zijn.'
Barch bestudeerde zijn levendige gezicht. 'Ik wil je niet doden,' zei hij langzaam.
'Nee, natuurlijk niet.'
Barch peinsde. 'Maar ik wil ook niet dat de Klau hun boot komen zoeken.'
'Doen ze nooit.'
'Tenzij jij ze vertelt waar ze hem kunnen vinden.'
De piloot blies zijn wangen bol. 'Op mijn trouw kun je rekenen tot in de eeuwigheid.'
'Niemand hier behalve jij kan de boot vliegen. In zekere zin ben jij onmisbaar voor het welslagen van ons plan.'
'En wat is dat voor plan?'
'Het kan geen kwaad als ik 't je vertel. We gaan een luchtdichte kajuit op de boot bouwen en dan vertrekken we van Magarak.'
'Aha.' De man knikte begrijpend. 'Nu doe ik zeker met jullie mee.'
'Nu pas? Dan kan je eerdere belofte niet oprecht geweest zijn.'
'Je begrijpt me verkeerd. Wij van Splang drukken ons bijzonder subtiel uit.'
'Chevrr daarginds is een Splang en het kost me geen enkele moeite om hem te begrijpen.'
De piloot maakte een verachtelijk sissend geluid. 'Hij is een berg-Splang, allemaal lompe kinkels zonder beschaving. Wij van de kustbossen zijn totaal anders.'
'Nou, vooruit dan maar,' zei Barch. 'Ik riskeer het met jou. Hoe heet je?'
De man zei iets van 'T'ck-T'ck-T'ck.'
'Dan noem ik je maar Tick,' zei Barch. 'Je begrijpt toch dat ik het niet zal waarderen als je een bezoek aan Quodaras probeert te brengen?'
'Jazeker. Dat is logisch.'
'Ga dan maar helpen dat gat dicht te maken. Later wil ik uitgebreid met je praten.'
16
Barch zat de lijst van stamleden te bestuderen. Het werd een heterogene bemanning. Er waren drie Splangs: Tick, Chevrr en Chevrrs donkere vrouwtje; Kerbol met zijn stille grijze vrouw; Platbek en zijn twee ruziënde kale halfbloeden; de Calbyssiniërs, wier geslacht nog altijd een raadsel was; Pedratz, toffeekleurig en met de geur van een stier; SI de man die alles twee keer deed; Lkandeli Szet, de musicus; de zes zwijgzame Modoks; vijf Byathiden; Mozes de dwerg; de knappe jongen Moranko; de katachtige Griffits, die zich geruisloos meester hadden gemaakt van Clets eerste twee vrouwen; hijzelf en Komeitk Lelianr.
Aan technische vaardigheden die van nut waren bij het ombouwen van vrachtboten tot ruimteschepen was een treurig gebrek. Pedratz beroemde zich op kennis van het lassen, Kerbol toonde zich vertrouwd met springstoffen, en Tick kon de schuit vliegen. Maar wie wist er iets van luchtzuivering, wie kon de motoren zo nodig repareren, wie wist iets van het navigeren in de ruimte?
Zonder iets te zien in het vuur starend, terwijl hij met zijn vingers trommelde, voelde Barch opeens dat hij heimelijk opgenomen werd door weifelende ogen. Hij hield op met het getrommel en ontspande zich. Als hij vertrouwen toonde, kregen de anderen het ook; wees zelfverzekerd, vermaande hij zichzelf. Wees zo zelfverzekerd dat het arrogant wordt. Maar met vertrouwen alleen kon hij zijn plannen niet in daden omzetten.
Het eerste wat hij moest doen was de problemen afperken en ze vervolgens stuk voor stuk attaqueren. Ten eerste moesten ze zich beter kunnen beschermen tegen de Klau. Kritisch inspecteerde hij de ingang van de grot. Niets weerhield de Podruods ervan om eenvoudig naar binnen te lopen en iedereen te doden.
Hij wandelde door de grillige tunnel de nacht in. Overal was het donker. De wind joeg brullend door het dal en de grote zwarte bladeren klapperden met een melancholieke ondertoon als de branding op een rotsenstrand. Een heel zwak lichtschijnsel drong door de spleet naar buiten.
Morgen zou hij voor een soort alarmsysteem met struikeldraden zorgen rondom het open terrein... Maar vannacht moest er ook iets gebeuren. Hij marcheerde naar binnen. Het dichtst bij de opening zaten twee Calbyssiniërs, Ardl en Arn die het druk hadden met hun onbegrijpelijke hofmakerij terwijl ze zich inspanden om erachter te komen van welk geslacht de ander was. Barch knielde naast hen en deed zijn polshorloge af. 'Vannacht houden we de wacht. Jullie twee nemen de eerste wacht, net zolang tot deze kleine wijzer van hier naar daar is gedraaid. Dan maakt een van jullie de twee Grif fits wakker. Kom mee naar buiten, dan laat ik je zien waar je moet gaan staan. Het is belangrijk.'
In de ingang zei hij: 'Arn, jij gaat hier staan. Ardl, jij loopt heel stil door het bos langs de rand van het open stuk. Iedere keer als je rond geweest bent, meld je je bij Arn. Jullie kunnen elkaar ook afwisselen als je dat wilt. Als jullie de Griffits wakker maken, geef ze dan dezelfde opdracht.'