Clet keek op. 'Wat zegt ze?' Hij liet het bot vallen en plantte zijn grote rode handen op de tafel.
Barch keek vol afkeer op hem neer. Het bloed suisde door zijn lichaam. Hij voelde zich sterk. Misschien was hij nu in betere conditie. Toen hij sprak, was zijn stem ruw en diep. 'Misschien wil jij liever je hele leven als een beest in een grot wonen.'
Clets ogen glommen onder zijn zwarte wenkbrauwen; hij leek niet zozeer naar Barch te luisteren als naar een geheime innerlijke stem.
'Er bestaan manieren om van Magarak weg te komen, als we het samen proberen.'
Clet gromde verachtelijk en begon weer op zijn kluif te knagen. 'Nu begint de gekkenpraat.'
Daar schrok Barch van. 'Hoezo, gekkenpraat?'
Clets grote witte tanden glinsterden in een grijns. Hij zwaaide met zijn kluif naar Komeitk Lelianr. Barch volgde het gebaar verbaasd. Toen begreep hij het opeens.
Komeitk Lelianr duwde peinzend tegen de koeken.
'Ze heeft me veel verteld over jou,' zei Clet. 'Jij bent gek. Jij wilt door de ruimte vliegen als een tovenaar.' Harder, en vrolijk, zei hij: 'Nu geen gekkenpraat meer. Dit is Palkwarkz Ztvo en ik ben Clet.'
Barch liep langzaam naar de ingang van de grot en pakte zijn boog en pijlkoker.
'Ho!' riep Clet bars. 'Waar ga je heen?'
'Daar heb jij verdomme niets mee te maken.'
De bank schraapte over de stenen vloer en Clet tastte naar zijn eigen boog. Barch dook de grot uit en rende over het open terrein. Hij zag Clet in de spleet staan als een heldhaftig Martiaans standbeeld: de pijl en boog gereed voor een dodelijk schot. Barch wierp zich tegen de grond en de pijl scheerde zingend over zijn hoofd. Hij stond snel op en rende tussen de bomen, waar hij een pijl pakte en bleek en bevend afwachtte.
Na een onverschillige inspectie van het dal ging Clet weer naar binnen.
Barch wandelde slechtgehumeurd de helling af onder de wapperende bladeren. Wat een afgang, dacht hij. Hij keek om. Hij dacht aan de eerste keer toen hij Komeitk Lelianr zag, toen ze opgewekt uit de vrolijk gestreepte ruimtebal stapte. Als zij hem überhaupt opgemerkt had, clan was hij maar een onderdeel van het decor geweest, een inboorling. Plotseling kreeg hij een vlaag van inzicht in haar gedachten. De arme griet, dacht hij. Zelfs het Aardse voedsel vond ze weerzinwekkend... Nou ja, dat lag allemaal in het verleden. Wat nu? Als Clet weer bijgetrokken was, kon hij vermoedelijk wel teruggaan. En zo zouden de jaren verstrijken terwijl hij steeds ouder werd en zijn innerlijke vonk uitdoofde.
Nee, zei hij bij zichzelf, niet als hij vandaag onder het Klau vlot doodging. Op een drafje holde hij naar de kloof bij de ingang van het dal. Hij klauterde tegen de linker helling op en installeerde zich op de smalste plek.
Hij moest lang wachten. De wind woei kil over het dal en een front van zwarte wolken doemde op bij de Kebaliberg. Er viel een regendruppel op zijn neus, één maar. De regen was besluiteloos. Het was niet de beste dag om op de Klau te wachten.
Toen hoorde hij laarzen over de stenen schuren en zacht galmende Podruod-stemmen. Een oer emotie stroomde tintelend door Barch's lijf. Hij ging rechtop zitten en ontspande zich.
Acht Podruods kwamen het dal in lopen met verende pas, lichtvoetig als dansers in hun zwarte laarzen. Hun borst was beschermd met een kuras, hun zwarte haarstekels vibreerden bij iedere stap. Achter hen zweefde een vlot op een meter boven de grond. Een jonge Klau in een lichtbruin tuig zat met twee wapens op een rek te spelen. Hij liet het vlot stoppen en blikte op zijn gemak door het dal. Barch kon de bloedrode sterren in zijn ogen zien.
De Klau beroerde de besturing met zijn voeten, sprong op de grond en rekte zich uit. Op onverschillige toon overlegde hij met de sergeant van de Podruods, bestudeerde de ligging van het dal en wees.
Zes Podruods verdwenen geluidloos tussen de zwarte takken. De twee overigen gingen een eind verderop op de grond zitten.
De Klau pakte loom een van zijn wapens - het leek nogal op een automatisch pistool met een lange loop, vond Barch - en woog het op zijn hand.
Barch nam voorzichtig de juiste houding aan. Hij spande de boogpees... Nu! De pijl snorde gonzend omlaag en dook diep in de nek onder het zwarte hoofd.
Barch stormde de helling af, sprong op het vlot en pakte de wapens weg.
De Podruods zeiden 'O!' - een zacht gesis van woede en afgrijzen.
Barch richtte en haalde de trekker over. Er gebeurde niets. De Podruods draafden met lange passen naar hem toe. Hun monden waren vertrokken van razernij. Barch rukte aan een hendeltje dat misschien een veiligheidspal was. Opnieuw drukte hij af, en ditmaal viel de eerste aanvaller op zijn gezicht. Het volgende schot velde de tweede Podruod.
Barch luisterde. Het bleef stil. Hij hoorde alleen het murmelen van de rivier en in de verte het breken van takken. Wat nu te doen? Hij greep het bruine tuig van de Klau beet en sleepte het lijk tussen de bosjes. Daarna nam hij plaats op het vlot, dat op en neer dobberde onder zijn gewicht. Hij stak zijn voeten in de besturing en begon behoedzaam te experimenteren.