Reidar helpt haar, hij staat op, houdt de slang opzij om het ophangen te vergemakkelijken en loopt dan met haar mee naar de deur.
‘Ik wil de arts spreken,’ zegt hij.
Mikael zucht en fluistert iets voor zich uit. Reidar blijft staan en draait zich om. Joona leunt naar voren om te proberen te verstaan wat hij zegt.
43
Mikael ademt sneller, zwaait zijn hoofd heen en weer, fluistert iets, opent zijn ogen en kijkt Joona recht aan met een gejaagde blik.
‘Je moet me helpen, ik kan hier niet liggen,’ zegt hij. ‘Ik kan er niet tegen, ik kan er niet tegen, mijn zusje wacht op me, ik voel haar de hele tijd, ik voel...’
Reidar loopt snel naar hem toe, pakt zijn hand en houdt die tegen zijn wang.
‘Mikael, ik weet het,’ fluistert hij en hij slikt hard.
‘Papa...’
‘Ik weet het, Mikael, ik denk voortdurend aan haar...’
‘Papa!’ schreeuwt Mikael met snerpende stem. ‘Ik kan er niet tegen, ik hou het niet vol, ik...’
‘Rustig maar,’ troost hij.
‘Ze leeft, Felicia leeft,’ schreeuwt hij. ‘Ik kan hier niet liggen, ik moet...’
Hij rochelt keer op keer. Reidar houdt zijn hoofd omhoog en probeert hem te helpen. Hij herhaalt kalmerende woorden tegen zijn zoon, maar zijn blik brandt van bodemloze paniek.
Mikael zakt hijgend terug in het kussen en fluistert onverstaanbare woorden voor zich uit terwijl de tranen over zijn wangen lopen.
‘Wat zei je over Felicia?’ vraagt Reidar beheerst.
‘Ik wil niet,’ hijgt hij. ‘Ik kan hier niet liggen...’
‘Mikael,’ onderbreekt Reidar hem. ‘Nu moet je duidelijk zijn.’
‘Ik kan er niet tegen om...’
‘Je zei dat Felicia leeft,’ zegt Reidar weer. ‘Waarom zei je dat?’
‘Ik heb haar verlaten, ik heb haar achtergelaten,’ huilt Mikael. ‘Ik ben weggerend en liet haar achter.’
‘Zeg je dat Felicia nog in leven is?’ vraagt Reidar voor de derde keer.
‘Ja, papa,’ fluistert Mikael terwijl de tranen over zijn wangen stromen.
‘Lieve god,’ fluistert zijn vader en hij strijkt met trillende hand over zijn hoofd. ‘Lieve god.’
Mikael hoest enorm, een wolk bloed wordt in het slangetje gedrukt, hij hapt naar lucht, hoest weer en hijgt daarna.
‘We zijn al die tijd samen geweest, papa. In het donker, op de vloer... maar ik heb haar achtergelaten.’
Mikael zwijgt alsof elk spatje kracht verdwenen is. Zijn blik wordt langzaam troebel en vermoeid.
Reidar kijkt zijn zoon aan met een gezicht dat elke stevigheid kwijt is, dat de behoefte aan een façade heeft laten gaan.
‘Je moet zeggen...’
Zijn stem breekt, hij haalt diep adem en herhaalt dan: ‘Mikael, je begrijpt toch dat je moet zeggen waar ze is, zodat ik haar op kan halen...’
‘Ze zit er nog... Felicia zit er nog,’ zegt Mikael zwakjes. ‘Ze zit er nog. Ik voel haar en ze is bang...’
‘Mikael,’ smeekt Reidar.
‘Ze is bang omdat ze alleen is... Ze houdt het niet vol, ze wordt ’s nachts altijd huilend wakker tot ze doorheeft dat ik er ben...’
Reidar voelt het in zijn borst samentrekken. Onder de oksels van zijn overhemd zijn er grote zweetplekken ontstaan.
44
Reidar hoort wat Mikael zegt, maar de inhoud dringt maar moeilijk tot hem door. Hij staat aan het bed van zijn zoon, antwoordt troostend en kijkt hem aan.
Maar zijn gedachten zitten vast in een draaikolk. Ze cirkelen om slechts één punt. Hij moet Felicia ophalen. Ze mag niet alleen zijn.
Hij staart voor zich uit en loopt dan met zware stappen naar het raam. Ver onder hem zitten een paar huismussen in de kale rozenbottelstruiken. Honden hebben in de sneeuw onder een lantaarnpaal gepist. Onder het bankje bij de bushalte ligt een want.
Ergens achter zich hoort hij Joona Linna een poging doen om meer van Mikael te weten te komen. De donkere stem vermengt zich met Reidars bonzende hartslag.
Pas achteraf zie je je vergissingen, en sommige ervan zijn zo pijnlijk dat je jezelf niet meer kunt verdragen.
Reidar weet dat hij een onrechtvaardige vader was. Dat is nooit zijn bedoeling geweest, maar toch gebeurde het.
Er wordt vaak gezegd dat je van al je kinderen evenveel houdt, denkt hij. Toch behandel je ze verschillend.
Mikael was zijn lieveling.
Felicia irriteerde hem voortdurend en maakte hem soms zo kwaad dat hij haar bang maakte. Achteraf bezien onbegrijpelijk. Hij was immers volwassen en zij een klein kind.
Ik had niet tegen haar moeten schreeuwen, denkt hij. Hij staart naar de bewolkte lucht en voelt een flinke pijn opkomen in zijn linkeroksel.
‘Ik voel haar de hele tijd,’ zegt Mikael tegen Joona. ‘Nu ligt ze alleen maar op de grond... ze is zo verschrikkelijk bang.’