Hij maakt het touw weer los, slaat een lus om haar linkerenkel, bindt het touw om de stijl en laat hem naar de andere stijl lopen, en vandaar naar haar rechterenkel.
Voorzichtig trekt hij aan het touw, zodat haar benen langzaam uit elkaar glijden.
Ze kijkt hem met vuurrode wangen aan.
Plotseling geeft hij een harde ruk en dwingt haar dijen maximaal uit elkaar.
‘Voorzichtig,’ zegt ze snel.
‘Jij houdt je mond,’ zegt hij streng, en hij ziet haar tevreden glimlachen.
Hij maakt het touw vast, loopt naar het hoofdeinde en trekt haar T-shirt over haar gezicht, zodat ze hem niet meer kan zien. Haar borsten schommelen als ze de stof uit haar gezicht probeert te krijgen.
Het is onmogelijk voor haar om los te komen – ze is volkomen hulpeloos in deze situatie, met haar armen boven haar hoofd en haar benen zo wijd uit elkaar dat haar liezen wel pijn moeten doen.
Anders staat daar maar, ziet haar haar hoofd schudden en zijn hart begint steeds sneller te bonzen. Langzaam knoopt hij zijn broek open en hij ziet hoe haar geslacht glinstert van het vocht.
42
Joona gaat de ziekenhuiskamer in en ziet een oudere man bij het bed van de jongen zitten. Het duurt even voor hij beseft dat dat Reidar Frost is. Het is jaren geleden dat ze elkaar gezien hebben, maar hij is nog veel en veel ouder geworden. De jongen slaapt, maar Reidar zit naast hem en houdt zijn linkerhand in zijn twee handen.
‘Jij hebt nooit geloofd dat mijn kinderen waren verdronken,’ zegt de vader gedempt.
‘Nee,’ antwoordt Joona.
Reidar laat zijn blik op het slapende gezicht van Mikael rusten, draait zich dan om naar Joona en zegt: ‘Bedankt dat je niets over de moordenaar hebt verteld.’
De verdenking dat broer en zus Kohler-Frost tot de slachtoffers van Jurek Walter behoorden, werd versterkt doordat hij via deze kinderen werd opgespoord en gearresteerd; Joona en Samuel hadden hem namelijk de eerste keer voor het raam van hun moeder gezien.
Joona neemt het smalle gezicht van de jonge man op, het vlassige baardhaar op zijn kin, de ingevallen wangen en het koortszweet dat op zijn voorhoofd parelt.
Toen Mikael vertelde hoe het in het begin was geweest, toen ze met zovelen waren en hij Rebecka Mendel had ontmoet, ging het over de eerste weken van de isolatie van Jurek Walter, denkt Joona.
Sindsdien is er meer dan een decennium in gevangenschap verstreken.
Maar het is hem gelukt te ontsnappen – de plaats waar hij heeft gezeten moet op te sporen zijn.
‘Ik ben nooit opgehouden met zoeken,’ zegt Joona gedempt tegen Reidar.
Reidar kijkt naar zijn zoon en zijn gezicht breekt open in een onbeheerste glimlach. Hij zit al uren zo, maar hij krijgt er maar geen genoeg van naar zijn kind te kijken.
‘Ze zeggen dat ie er weer bovenop komt, ze beloven het, er is niks mis met hem,’ zegt hij met hese stem.
‘Heb je met hem gepraat?’ vraagt Joona.
‘Hij krijgt vrij veel pijnstillers en slaapt bijna continu, maar ze zeggen dat dat goed is, dat hij dat nodig heeft.’
‘Dat denk ik ook,’ bevestigt Joona.
‘Hij komt het wel te boven... psychisch bedoel ik, het zal wel een tijdje duren, maar dat geeft niks.’
‘Heeft hij überhaupt iets gezegd?’
‘Hij heeft dingen tegen me gefluisterd, het is niet te verstaan,’ zegt Reidar. ‘Het klinkt heel verward allemaal. Maar hij herkende me.’
Joona weet dat het belangrijk is om onmiddellijk te beginnen te vertellen over wat er is gebeurd. Herinneren is een cruciaal onderdeel van het genezingsproces. Mikael heeft tijd nodig, maar hij mag niet met rust gelaten worden. Het belastingsniveau van de vragen kan langzaam opgevoerd worden, maar het risico dat een getraumatiseerde persoon zich volledig sluit bestaat altijd.
En er is eigenlijk geen haast bij, herhaalt Joona in zichzelf.
Het kan maanden duren om alles wat er gebeurd is in kaart te brengen, maar hij moet de belangrijkste vraag vandaag al stellen.
Ik moet weten of Mikael weet wie Walters medeplichtige is, denkt hij, en hij voelt zijn hart weer harder kloppen.
Als hij alleen een naam of een goed signalement geeft, kan de nachtmerrie voorbij zijn.
‘Ik moet hem spreken zodra hij wakker is,’ zegt Joona. ‘Vanwege een paar concrete vragen, maar het kan vervelend voor hem zijn.’
‘Zolang hij maar niet bang wordt,’ zegt Reidar. ‘Daar kan ik niet mee instemmen...’
Hij zwijgt als er een verpleegkundige binnenkomt. Ze groet hen zacht en controleert Mikaels hartslag en het zuurstofgehalte van zijn bloed.
‘Zijn handen zijn koud geworden,’ zegt Reidar tegen haar.
‘Ik zal hem zo dadelijk iets tegen de koorts geven,’ verzekert de verpleegkundige hem.
‘Maar hij krijgt toch antibiotica?’
‘Ja, maar het kan twee dagen duren voordat die beginnen te werken,’ zegt de verpleegkundige, en ze glimlacht geruststellend terwijl ze een nieuwe zak infuusvloeistof ophangt.