39
Als Joona thuiskomt, brandt er licht in de badkamer. Hij doet de deur op een kier open en ziet Disa met gesloten ogen in het water liggen. De badkuip zit vol schuim en ze neuriet iets. Haar modderige kleren liggen in een grote hoop op de grond.
‘Ik dacht dat ze je in de gevangenis hadden gegooid,’ zegt Disa. ‘Ik was geheel bereid om je appartement over te nemen.’
Afgelopen winter is er onderzoek naar Joona gedaan door de nationale eenheid voor politiezaken van het openbaar ministerie. Hij was ervan beschuldigd langdurig politieonderzoek teniet te hebben gedaan en het arrestatieteam van de veiligheidsdienst in gevaar te hebben gebracht.
‘Ik blijk schuldig te zijn,’ antwoordt hij en hij raapt haar kleren op en stopt ze in de wasmachine.
‘Dat zei ik van het begin af aan al.’
‘Ja, het...’
Joona’s ogen zijn plotseling zo grijs als een regenlucht.
‘Is er iets?’
‘Een lange dag,’ antwoordt hij en hij loopt naar de keuken.
‘Niet weggaan.’
Als hij niet terugkomt staat ze op uit het bad, droogt zich af en trekt de dunne ochtendjas aan. De beige zijde plakt tegen haar warme lichaam.
Joona staat in de keuken aspergeaardappeltjes goudbruin te bakken als ze binnenkomt.
‘Wat is er gebeurd?’
Joona werpt een korte blik op haar.
‘Een van de slachtoffers van Jurek Walter is teruggekomen... hij is al die tijd gevangen gehouden.’
‘Dus je had gelijk, er was een medeplichtige.’
‘Ja,’ zucht hij.
Disa doet een paar stappen naar hem toe, legt haar handpalm heel licht op zijn onderrug.
‘Kun je hem pakken?’
‘Ik hoop het,’ zegt Joona ernstig. ‘Ik heb de jongen nog niet fatsoenlijk kunnen verhoren, hij is erg verzwakt. Maar hij zou ons erheen moeten kunnen brengen.’
Joona zet de koekenpan aan de kant, draait zich om en kijk haar aan.
‘Wat is er?’ vraagt ze, en ze ziet er bang uit.
‘Disa, je moet dat onderzoeksproject in Brazilië aannemen.’
‘Dat wil ik niet, dat heb ik toch gezegd,’ zegt ze snel, en ze begrijpt daarna wat hij bedoelt. ‘Zo kun je niet redeneren. Ik heb lak aan Jurek Walter, ik ben niet bang, ik wil me niet door angst laten leiden.’
Teder schuift hij het natte haar weg dat voor haar gezicht is gevallen.
‘Een tijdje maar,’ zegt hij. ‘Tot ik dit heb geregeld.’
Ze leunt tegen zijn borstkas, hoort de doffe dubbelklank van zijn hartslag.
‘Er is nooit iemand anders geweest dan jij,’ zegt ze eenvoudig. ‘Toen je na het ongeluk van je gezin bij mij woonde, toen gebeurde het, dat weet je... ik raakte aan je gehecht, ik... verloor mijn hart, zoals het heet... maar het is waar.’
‘Ik ben alleen maar zuinig op je.’
Ze streelt zijn arm en fluistert dat ze er niet heen wil. Als haar stem stokt trekt hij haar dicht tegen zich aan en kust haar.
‘Maar we gaan al die tijd toch al met elkaar om,’ zegt Disa, en ze kijkt op naar zijn gezicht. ‘Ik bedoel, als er nou een medeplichtige zou zijn die ons bedreigt, waarom is er dan niets gebeurd? Het klopt niet...’
‘Ik weet het, ik ben het met je eens, maar toch... Ik moet dit doen, ik zal op hem jagen, nu gaat alles gebeuren.’
Disa voelt een golf tranen opstijgen naar haar keel. Ze vecht ertegen en wendt haar gezicht af. Ooit was ze Summa’s vriendin. Zo hebben Joona en zij elkaar leren kennen. En toen zijn leven kapotging, was zij daar.
In de periode waarin het het slechtst met hem ging, mocht hij tijdelijk bij haar inwonen.
Die nachten sliep hij op de bank, en elke nacht hoorde ze zijn bewegingen en wist ze dat hij wist dat ze klaarwakker in de kamer ernaast lag. Dat hij de deuropening van haar slaapkamer gadesloeg en dacht dat ze daar lag, steeds meer verwonderd en gekwetst over zijn afstand, zijn kilte. Tot hij op een nacht opstond, zich aankleedde en haar flat verliet.
‘Ik blijf,’ fluistert Disa en ze veegt de tranen van haar wangen.
‘Je moet gaan.’
‘Waarom?’
‘Omdat ik van je hou,’ zegt hij. ‘Dat moet je toch voelen...’
‘Denk je dat ik nu dan wél ga?’ vraagt ze met een brede glimlach.
40
Op een van de negen schermen van de grote monitor is Jurek Walter te zien. Als een gekooid roofdier loopt hij een rondje in het dagverblijf, passeert de bank, slaat links af en volgt de muur langs de televisie. Hij loopt om de loopband heen, gaat verder naar links en wandelt dan zijn kamer weer in.
Anders Rönn ziet hem van bovenaf in een van de andere schermpjes en tegelijkertijd op de andere monitor.
Walter wast zijn gezicht en gaat dan zonder zich af te drogen op de plastic stoel zitten. Hij staart naar de deur naar de gang terwijl het water op zijn overhemd loopt en opdroogt.