‘Was dat het enige?’ vraagt Anders.
‘Ik zag alleen...’
Een dierlijk gebrul klinkt door de dikke deur heen. Jurek Walter is van het bed af gegleden, knielt en schreeuwt het uit. De pezen in zijn hals zijn gespannen, zijn aderen zijn gezwollen.
‘Hoeveel heb je hem eigenlijk gegeven?’ vraagt Anders.
De ogen van Jurek Walter draaien omhoog en worden wit, hij zoekt steun met zijn hand, strekt een been uit maar klapt abrupt achterover, slaat met zijn hoofd tegen het nachtkastje, schreeuwt en zijn lichaam begint spastisch te schokken.
‘Jezus christus,’ fluistert Anders.
Walter glijdt op de vloer, trapt ongecontroleerd met zijn benen, bijt op zijn tong, hijgt bloed over zijn borst heen en ligt dan puffend op zijn rug.
‘Wat doen we als hij doodgaat?’
‘Hem cremeren,’ antwoordt Brolin.
Walter krijgt nieuwe krampen, zijn hele lichaam schudt, zijn handen slaan alle kanten op voor ze stilvallen.
Brolin kijkt op zijn horloge. Er loopt zweet over zijn wangen.
Jurek Walter kermt, rolt op een zij, probeert overeind te komen, maar slaagt daar niet in.
‘Over twee minuten kun je naar binnen gaan,’ zegt de chef-arts.
‘Moet ik daar echt naar binnen?’
‘Zo dadelijk is hij ongevaarlijk.’
Walter kruipt op handen en knieën, uit zijn mond loopt slijmerig bloed. Hij wankelt, kruipt langzamer tot hij ineenzakt op de vloer en stilligt.
3
Anders kijkt door de dikke glazen ruit in de deur. Jurek Walter ligt al tien minuten onbeweeglijk op de grond. Zijn lichaam is slap na de krampen.
De chef-arts pakt de sleutel, steekt hem in het slot, aarzelt, kijkt door het raam naar binnen en draait de deur dan van het slot.
‘Veel plezier,’ zegt hij.
‘Wat doen we als hij bijkomt?’ vraagt Anders.
‘Hij mag niet bijkomen.’
Brolin doet de deur open en Anders gaat naar binnen. De deur wordt achter hem in het slot getrokken. Het ruikt naar zweet in de isoleercel, maar ook naar iets anders. Een zurige geur van azijnessence. Jurek Walter ligt heel stil, maar vagelijk beweegt zijn rug in een rustige ademhaling.
Anders houdt afstand tot hem, hoewel hij weet dat hij diep slaapt.
De akoestiek hier is opmerkelijk, opdringerig, alsof de geluiden zich iets te dicht op de bewegingen bevinden.
Zijn witte jas ruist licht bij elke stap.
Walter ademt sneller.
De kraan drupt in de wastafel.
Anders is bij het bed, richt zijn blik op Walter en gaat dan op zijn knieën zitten.
Hij vangt een glimp op van de chef-arts, die met bange ogen door het pantserglas naar hem kijkt als hij zich bukt en onder het aan de wand bevestigde bed probeert te kijken.
Er ligt niets op de vloer.
Hij kruipt nog dichterbij, kijkt goed naar Walter en gaat dan plat op de grond liggen.
Het is niet meer mogelijk Walter in de gaten te houden. Hij moet zijn rug naar hem toe keren om het mes te kunnen zoeken.
Er valt zwak licht onder het bed. Tegen de wand liggen roerloze stofvlokken.
Hij kan het niet laten zich voor te stellen dat Jurek Walter zijn ogen heeft geopend.
Er is iets tussen de houten latten en het matras gestoken. Het is lastig te zien wat het is.
Anders rekt zich uit, maar kan er niet bij. Hij moet op zijn rug onder het bed schuiven. De ruimte is zo laag dat hij zijn hoofd niet kan draaien. Hij trekt zichzelf naar de muur. Bij elke inademing voelt hij de doffe weerstand van de bedbodem tegen zijn borstkas. Zijn vingers tasten. Hij moet nog iets verder. Zijn knie stoot tegen een lat. Hij blaast een stofvlok van zijn gezicht en drukt zich verder onder het bed.
Plotseling klinkt er een zware bons achter hem in de isoleercel. Hij kan zich niet omdraaien om te kijken. Hij ligt alleen stil en luistert. Zijn eigen ademhaling is zo snel dat het hem moeite kost andere geluiden te onderscheiden.
Voorzichtig steekt hij zijn hand uit, bereikt het voorwerp met zijn vingertoppen, duwt zichzelf nog iets verder onder het bed en weet het los te krijgen.
Van een stalen fitting heeft Walter een kort mes met een heel scherp lemmet vervaardigd.
‘Kom nou,’ roept de chef-arts door het luikje.
Anders probeert onder het bed vandaan te komen, hij drukt zichzelf richting de opening en haalt zijn wang open.
Hij blijft steken, hij komt er niet onderuit, zijn witte jas zit vast en het is onmogelijk die uit te doen.
Hij meent slepende bewegingen van Walter te horen.
Misschien was het niks.
Anders trekt zo hard hij kan. De naden kraken, maar ze houden het. Hij beseft dat er niets anders op zit dan zichzelf weer terug onder het bed te drukken om de stof los te krijgen.
‘Wat doe je?’ roept Roland Brolin met angstige stem.
Het luikje in de deur ratelt en wordt vergrendeld.
Anders ziet dat een zak van zijn jas achter een losse lat is blijven hangen. Hij haakt hem snel los, houdt zijn adem in en duwt zichzelf weg. Hij raakt steeds sterker vervuld van paniek. Hij schramt zijn buik en knieën, krijgt met één hand de rand van het bed te pakken en trekt zichzelf eronder vandaan.