Totdat Mikael Kohler-Frost kwam aanlopen over een brug richting Stockholm.
25
Een officier van justitie nam de verantwoordelijkheid voor het vooronderzoek over, maar Joona en Samuel leidden de verhoren vanaf de inhechtenisneming tot aan de rechtszaak. Tijdens de gesprekken in het huis van bewaring bekende Jurek Walter niets, maar hij ontkende evenmin dat hij schuldig was aan een misdrijf. Hij hield zich uitsluitend bezig met filosoferen over de dood en de levensomstandigheden van de mens. Omdat bewijs eigenlijk ontbrak, leidden de omstandigheden van de arrestatie, het gebrek aan verklaringen en het forensisch psychiatrisch rapport tezamen tot het vonnis van de rechtbank. Zijn advocaat ging in hoger beroep, en in afwachting van de uitspraak van het gerechtshof gingen de verhoren in het huis van bewaring Kronoberg verder.
Het personeel was veel gewend, maar de aanwezigheid van Jurek Walter bezwaarde hen. Ze voelden zich ongemakkelijk door zijn aanwezigheid. Waar hij zich bevond, laaiden plotseling conflicten op en twee bewaarders waren met elkaar op de vuist gegaan, waardoor een van hen bij de spoedeisende hulp belandde.
Er werd een crisisberaad belegd, waar besloten werd nieuwe veiligheidsvoorschriften in te voeren. Jurek Walter mocht geen medegedetineerden meer ontmoeten of op de luchtplaats komen.
Samuel meldde zich ziek en Joona liep eenzaam door de gang, waar rijen witte thermosflessen voor elke groene deur stonden. Lange, zwarte krassen liepen over het glanzende linoleum.
De deur van Jurek Walters lege cel stond open. De wanden waren kaal en het raam was voorzien van tralies. Het ochtendlicht glinsterde op het versleten geplastificeerde matras dat op de aan de wand bevestigde brits lag en in de roestvrijstalen wasbak.
Verderop in de gang stond een politieman gekleed in een donkerblauwe trui met een Syrisch-orthodoxe geestelijke te praten.
‘Ze hebben hem meegenomen naar verhoorkamer 2,’ riep de agent naar Joona.
Buiten de verhoorkamer wachtte een bewaarder en door het raam zag Joona Jurek Walter met zijn gezicht op de vloer gericht op een stoel zitten. Voor hem stonden zijn advocaat en nog twee bewaarders.
‘Ik ben hier om te luisteren,’ zei Joona tegen de bewaarders.
Het werd stil, en na een poosje wisselde Jurek Walter enkele woorden met zijn verdediger. Hij sprak met zachte stem en keek niet op toen hij zijn advocaat vroeg te vertrekken.
‘Jullie kunnen op de gang wachten,’ zei Joona tegen de bewaarders.
Toen hij alleen met Jurek Walter in de verhoorkamer zat, trok hij een stoel bij en ging zo dicht bij hem zitten dat hij zijn zweetlucht rook.
Jurek Walter zat stil op de stoel en liet zijn hoofd naar voren hangen.
‘Je advocaat is van mening dat je je in het Lill-Jansskogen bevond om de vrouw te bevrijden,’ zei Joona neutraal.
Walter bleef een minuut of twee met zijn blik op de vloer gericht zitten voor hij zonder enige beweging antwoordde: ‘Ik praat te veel.’
‘De waarheid is voldoende,’ zei Joona.
‘Voor mij doet het er niet toe of ik onschuldig word veroordeeld,’ antwoordde Walter.
‘Je zult opgesloten zitten.’
Walter draaide zijn gezicht naar Joona en zei nadenkend: ‘Het leven is al lang geleden uit me weggeblazen. Ik ben nergens bang voor. Niet voor pijn... niet voor eenzaamheid of verveling.’
‘Maar ik zoek de waarheid,’ zei Joona, opzettelijk naïef.
‘Daar hoeft men niet naar te zoeken. Het is net als met rechtvaardigheid of goden. Men kiest ze naar behoefte.’
‘Het zijn de leugens die men niet kiest,’ zei Joona.
Walters pupillen trokken samen.
‘In hoger beroep zal de beschrijving van de officier van justitie van mijn daden beschouwd worden als boven elke redelijke twijfel verheven,’ zei hij zonder ook maar enig spoor van overreding in zijn stem.
‘Bedoel je dat hij het mis heeft?’
‘Ik zal niet blijven hangen bij technische details omdat een graf delven eigenlijk hetzelfde is als het weer dicht scheppen.’
Toen Joona de verhoorkamer die dag verliet, was hij er aanzienlijk meer van overtuigd dat Jurek Walter extreem gevaarlijk was, maar tegelijkertijd bleef hij rekening houden met de mogelijkheid dat Walter had gesuggereerd dat hij andermans straf op zich nam. Hij begreep natuurlijk dat het Jurek Walters doel had kunnen zijn een zaadje van twijfel te planten, maar hij kon er tegelijkertijd niet omheen dat er werkelijk een barstje in de aanklacht zat.
26
De avond voor de rechtszaak aten Joona, Summa en Lumi bij Samuel en zijn gezin. Toen ze begonnen te eten had de zon door de linnen gordijnen naar binnen geschenen, maar nu was het donker geworden. Rebecka stak een kaars op tafel aan en blies de lucifer uit. Het schijnsel flakkerde over haar glanzende ogen met de ene wonderlijke pupil. Ooit had ze uitgelegd dat het dyscorie werd genoemd en niet gevaarlijk was, met dat oog zag ze net zo goed als met het andere.