Plotseling verscherpt haar aandacht zich.
Ze doet een paar stappen naar de deuropening, blijft staan en meent een zwak metalig geschraap te horen, als van een hark.
Het kan van alles zijn, een raamdorpel die beweegt in de wind, een tak tegen een raam.
Ze wacht even, loopt dan terug naar de keukentafel, neemt een slok koffie, kijkt op de klok en pakt haar telefoon om de Naald mobiel te bellen.
‘Nils Åhlén, forensische geneeskunde,’ antwoordt hij na een paar keer overgaan.
‘Met Saga Bauer,’ zegt ze.
‘Goeiemorgen, goeiemorgen.’
Ineens beweegt er koude lucht over de grond, langs Saga’s benen. Ze gaat met haar rug tegen de muur staan.
‘Heb je al naar het lichaam uit de Söderledstunnel gekeken?’ vraagt ze, en ze ziet de vlam van de kaars flakkeren.
‘Ja, ik ben hier nu, ze hebben me midden in de nacht opgetrommeld om naar een lichaam te kijken dat...’
Ze ziet het licht weer flakkeren en ze hoort de nasale stem van de Naald echoën tegen de betegelde wanden van de sectiezaal in het Karolinska-instituut.
‘Het lichaam is zwaar toegetakeld door de brand, grote delen zijn opengebarsten en verkoold, ernstige hittekrimp. Het hoofd ontbreekt en zelfs beide...’
‘Maar heb je hem kunnen identificeren?’
‘Ik ben hier nog maar een kwartier en het gaat nog dagen duren voor ik met een zekere identificatie kan komen.’
‘Hm, maar ik vraag me af...’
‘Het enige wat ik nu kan zeggen,’ gaat de Naald door, ‘is dat deze man ongeveer vijfentwintig jaar oud was en dat hij...’
‘Het is dus niet Jurek Walter?’
‘Jurek Walter? Nee, dit... Dachten jullie dat dit hem was?’
Er klinken snelle voetstappen op de bovenverdieping. Saga kijkt omhoog en ziet de keukenlamp trillen en een slingerende schaduw op het plafond werpen. Ze maakt het pistool in haar schouderholster los en zegt zachtjes in de telefoon: ‘Ik ben bij Reidar Frost thuis – je moet me helpen, stuur zo snel mogelijk een ambulance en politie hiernaartoe.’
173
Reidar loopt door de stille kamers op de bovenverdieping. Zijn linkerhand houdt hij om de kaarsvlam heen. Het schijnsel flakkert over muren en meubels en wordt verveelvoudigd in de rijen zwarte ramen.
Hij meent voetstappen achter zich te horen en blijft staan. Hij draait zich om, maar het enige wat hij ziet zijn de glanzende leren meubels en de grote boekenkast met de vitrinedeuren.
De deuropening naar de salon waar hij net doorheen is gelopen, is een zwarte rechthoek. Het is onmogelijk te zien of daar iemand is. Reidar doet een stap naar voren en in het donker blinkt iets op en verdwijnt weer.
Reidar kijkt weer voor zich, hij ziet de kaars opflikkeren in de ramen en loopt verder. Het gloeiend hete kaarsvet stroomt over zijn vingers.
De vloer kraakt en een onbehaaglijk gevoel stroomt door zijn lijf als hij voor Mikaels deur blijft staan.
Hij kijkt om, de gang in, langs de rijen met oude portretten.
De vloer knerpt een beetje onder zijn voetstappen.
Reidar klopt voorzichtig op Mikaels deur, wacht even en doet dan open.
‘Mikael?’ vraagt hij de zwarte kamer in.
Reidar houdt de kaars naar voren en schijnt richting bed. De wanden deinen in het gele licht. Het dekbed is in elkaar gedraaid en hangt over de rand op het vloerkleed.
Hij loopt verder en kijkt rond, maar Mikael is verdwenen. Reidar voelt het zweet uitbreken op zijn voorhoofd en bukt om onder het bed te kijken.
Plotseling ritselt er iets achter zijn rug en hij draait snel rond, waardoor de kaars bijna dooft.
De vlam is klein en trillend blauw voor hij weer opflakkert.
Reidars hart klopt sneller en hij krijgt pijn op zijn borst.
Er is hier niemand.
Hij loopt langzaam door de donkere deuropening, probeert iets te zien.
Vanuit de garderobekast klinkt een schrapend, krakend geluid. Reidar kijkt naar de gesloten deuren, loopt erheen, aarzelt, maar steekt dan zijn hand uit en opent de deur.
Mikael zit in elkaar gedoken achter de kleren.
‘De Zandman is er,’ fluistert hij en hij kruipt dieper de kast in.
‘Het is maar een stroomstoring,’ zegt Reidar. ‘We moeten...’
‘Hij is hier,’ fluistert Mikael.
‘De Zandman is dood,’ zegt Reidar en hij steekt zijn hand uit. ‘Begrijp je wat ik zeg? Felicia is gered. Ze wordt beter, ze krijgt medicijnen, net als jij, we gaan er nu heen...’
Door de muren heen klinkt een kreet van een man, gedempt maar dierlijk, alsof hij aan vreselijke pijnen blootstaat.
‘Papa...’
Reidar trekt zijn zoon uit de kast. Druppels kaarsvet spatten op de vloer. Het is weer volkomen stil. Wat gebeurt er?
Mikael probeert in elkaar te kruipen, maar zijn vader weet hem op de been te krijgen.
Zweet stroomt over Reidars rug.
Samen verlaten ze de slaapkamer en lopen terug door de gang. Koude lucht stroomt langs de vloer.