De hooverende helikopter schommelt heftig, maar de piloot weet de krachtige schok op te vangen. De drukgolf slingert stof en scherven over de rijbanen en de treinsporen, helemaal tot op het besneeuwde ijs van de Riddarfjärden.
*
Het is half vijf ’s ochtends en Saga Bauer zit op het ritselende beschermpapier van een onderzoekstafel terwijl een arts haar wonden hecht.
‘Ik moet gaan,’ zegt ze en ze kijkt naar het stoffige tv-scherm aan de muur.
De dokter is net bezig haar linkerhand te verbinden als het nieuws over het grote auto-ongeluk verschijnt.
Een verslaggever vertelt met serieuze stem over de grootschalige achtervolging in het centrum van Stockholm die eindigde in een ernstig eenzijdig ongeval met dodelijke afloop in de Söderledstunnel.
‘Het ongeluk gebeurde om half drie vannacht,’ zegt de verslaggever. ‘Dat is waarschijnlijk de reden dat er niet meer auto’s bij betrokken zijn. De politie garandeert dat de weg op tijd vrij is voor de ochtendspits, maar wil verder geen commentaar geven.’
Op tv is te zien hoe zwarte rook met een enorme snelheid uit de Söderledstunnel walmt. De wolk omhult het Hilton Hotel in golvende rouwsluiers en dunt langzaam uit over Södermalm.
Saga weigerde naar het ziekenhuis te gaan voordat ze bevestigd had gekregen dat Jurek Walter dood was. Twee collega’s van Joona van de rijksrecherche hebben met haar gepraat. Om geen tijd te verliezen waren hun technisch rechercheurs tijdens de bluswerkzaamheden met de brandweermannen mee de tunnel in gegaan. De enorme explosie had zowel de armen als het hoofd van zijn lichaam gerukt.
In de tv-studio zitten nu een politicus en een vrouwelijke presentator met gezichten zwaar van de slaap over gevaarlijke achtervolgingen door de politie te discussiëren.
‘Ik moet gaan,’ zegt Saga en ze laat zich van de onderzoekstafel af glijden.
‘De wonden op je benen moeten...’
‘Hoeft niet,’ zegt ze, en ze verlaat de behandelkamer.
169
Joona wordt wakker in het ziekenhuis doordat hij het koud heeft. Waar de warme infuusvloeistof langzaam zijn armen binnendruppelt, kriebelt het. Een verpleegkundige staat bij zijn bed en grijnst breed naar hem als Joona tussen zijn oogleden door gluurt.
‘Hoe voel je je?’ vraagt de man en hij buigt zich naar voren. Joona probeert zijn naamplaatje te lezen, maar het lukt hem niet de letters stil genoeg te laten staan.
‘Ik heb het koud,’ zegt hij.
‘Over twee uur zou je lichaamstemperatuur weer normaal moeten zijn. Ik zal je wat warm sap geven...’
Joona probeert rechtop te gaan zitten om te drinken, maar dan voelt hij een steek in zijn blaas. Hij trekt de voorverwarmde deken weg en ziet dat er twee dikke naalden recht zijn buik in gaan.
‘Wat is dat?’ vraagt hij zwakjes.
‘Buikspoeling,’ zegt de verpleegkundige. ‘We warmen je lichaam van binnenuit op... Op dit moment heb je twee liter warme vloeistof in je buik.’
Joona sluit zijn ogen en probeert zich dingen te herinneren. Rode containers, het drijfijs en de shock in zijn lichaam toen hij van de boot zo in het afgrijselijk koude water sprong.
‘Disa,’ fluistert Joona, en hij voelt dat hij kippenvel op zijn armen krijgt.
Hij leunt achterover in het kussen en kijkt op naar de warme luchtventilator maar voelt alleen maar kou.
Na een poosje gaat de deur open en komt er een lange vrouw binnen met opgestoken haar en een nauwsluitende zijden jumper onder haar doktersjas. Het is Daniella Richards, die hij al vaker ontmoet heeft.
‘Joona Linna,’ zegt ze somber. ‘Ik vind het zo erg voor je...’
‘Daniella,’ valt Joona haar hees in de rede. ‘Wat heb je met me gedaan?’
‘Je was zwaar onderkoeld, weet je dat nog? Toen je binnen werd gebracht dachten we dat je dood was.’
Ze gaat op de rand van het bed zitten.
‘Je beseft misschien niet wat een ongelofelijke mazzel je hebt gehad,’ zegt ze langzaam. ‘Geen ernstige verwondingen, naar het schijnt... We warmen je organen van binnenuit op.’
‘Waar is Disa? Ik moet...’
Zijn stem breekt. Er is iets met zijn denken, met zijn hoofd. Hij kan de woorden niet fatsoenlijk ordenen. Al zijn herinneringen zijn als gebroken ijs in zwart water.
De dokter slaat haar ogen neer en schudt haar hoofd. Er ligt een diamantje in het kuiltje van haar hals.
‘Ik vind het zo erg voor je,’ herhaalt Daniella zacht.
Terwijl ze over Disa vertelt, vult haar gezicht zich met minimale, verdrietige spasmen. Joona kijkt naar de aderen in haar handpalm, ziet haar pols kloppen en haar borstkas op en neer gaan onder de groene jumper. Hij probeert te begrijpen waar ze het over heeft, sluit zijn ogen en plotseling komen de gebeurtenissen zijn bewustzijn binnenstormen. Disa’s witte gezicht, de snee in haar hals, de angstige mond en haar voet zonder laars met nylonkous.