Leif staat in de deuropening en drinkt de laatste druppels uit een blikje Coca-Cola.
‘Waaruit bestaat het voorspel van de man?’ vraagt hij.
‘Bestaat dat dan?’ reageert My.
‘Een uur lang overreden, overtuigen en overhalen.’
Anders glimlacht en My lacht zo dat het sieraad in haar tong glanst.
‘Ze zitten vanavond een beetje krap met personeel op afdeling 30,’ zegt Anders.
‘Vreemd dat er altijd een tekort aan personeel én een hoge werkloosheid is,’ zucht Leif.
‘Ik heb in elk geval gezegd dat ze jou kunnen lenen,’ zegt Anders.
‘Maar we moeten hier toch altijd minstens met z’n tweeën zijn?’
‘Ja, maar ik werk tot één uur vannacht.’
‘Dan kom ik om één uur naar beneden.’
‘Mooi,’ zegt Anders.
Leif gooit het blikje in de prullenbak en verlaat de kamer.
Anders zit zwijgend een poosje naast My. Hij kan zijn blik maar niet van Saga losrukken. Ze loopt te ijsberen in haar cel. Heeft haar smalle armen om haar lichaam geslagen.
Het beeld is zo scherp dat hij het zweet op haar rug ziet.
Hij voelt het inwendig kriebelen van verlangen. Het enige waar hij aan kan denken is dat hij weer bij haar naar binnen zal gaan. Dit keer gaat hij haar wel twintig milligram Stesolid geven.
Hij beslist, hij is de verantwoordelijk arts, hij kan haar in bed fixeren, haar armen en benen uitspreiden als een kruis, hij kan doen wat hij wil. Ze is psychotisch, paranoïde, ze heeft niemand om mee te praten.
My gaapt uitvoerig, rekt zich uit en zegt iets wat Anders niet verstaat.
Hij kijkt op de klok. Nog maar twee uur tot het licht in de cellen uitgaat, en dan kan hij My weer wegsturen om te gaan slapen.
146
Saga loopt in haar cel heen en weer en voelt het pakje uit Bernies kamer in haar zak op en neer gaan. Achter haar rug hoort ze het elektrische slot zoemen en klikken. Ze zou haar gezicht willen wassen, maar is er niet toe in staat. Ze loopt naar de gangdeur, probeert iets door het pantserglas te zien, laat haar voorhoofd tegen het koele oppervlak rusten en sluit haar ogen.
Als Felicia in het huis achter de cementfabriek zit, ben ik morgen vrij, anders heb ik nog een paar dagen te gaan voordat het onhoudbaar wordt en ik de ontsnapping moet verijdelen, denkt ze.
Haar gelaatsspieren doen zeer – ze heeft zichzelf moeten dwingen niet in te storten.
Ze heeft de pijn niet toegelaten, heeft uitsluitend aan de afronding van haar opdracht gedacht.
Haar ademhaling wordt weer sneller en ze slaat haar voorhoofd licht tegen de koude ruit.
Ik heb de situatie onder controle, denkt ze. Jurek denkt dat hij de baas is over mij, maar ik heb hem aan de praat gekregen. Hij heeft slaaptabletten nodig om te kunnen ontsnappen, maar ik ben Bernies kamer binnengegaan, heb het pakje gevonden en zal zorgen dat hij het niet in handen krijgt, zeggen dat het er niet was.
Ze glimlacht gestrest. Haar handpalmen zijn nat van het zweet.
Zolang Jurek ervan overtuigd is dat hij mij manipuleert, zal hij zichzelf stukje bij beetje blootgeven.
Ze weet zeker dat hij morgen over zijn vluchtplannen zal vertellen.
Ik hoef nog maar een paar dagen en ik moet mijn kalmte bewaren, hem niet meer in mijn hoofd toelaten.
Ze snapt niet hoe het kon gebeuren.
Het was zo ontzettend wreed van hem om te zeggen dat ze haar moeder opzettelijk had gedood.
Nu voelt ze de tranen opkomen. Haar keel voelt gespannen en pijnlijk aan, ze slikt en merkt dat het zweet over haar rug stroomt.
Saga slaat met haar handen tegen de deur,
Zou haar moeder hebben gedacht...
Ze draait zich om, pakt de plastic stoel bij de rugleuning vast en slaat ermee tegen de wasbak, verliest de greep, hij stuitert rond, ze pakt hem opnieuw vast en slaat ermee tegen de muur en nogmaals tegen de wasbak.
Hijgend gaat ze op bed zitten.
‘Ik ga dit redden,’ fluistert ze voor zichzelf.
Ze merkt dat ze bezig is de controle over de situatie te verliezen, ze kan niet ophouden met denken. Haar geheugen toont alleen de lange franjes van het geknoopte tapijt, de tabletjes, haar moeders vochtige ogen, de tranen op haar wangen en haar tanden die tegen het glas klapperen als ze de medicijnen inneemt.
Saga herinnert zich dat haar moeder op haar mopperde als ze zei dat papa niet kon komen, ze weet nog dat mama haar dwong te bellen, ook al wilde ze niet.
Misschien was ik kwaad op mama, denkt ze. Was ik haar zat.
Ze staat op, probeert te kalmeren, herhaalt zachtjes dat ze gewoon misleid is.
Langzaam loopt ze naar de wasbak, wast haar gezicht en bet voorzichtig haar pijnlijke ogen.
Ze moet de weg naar zichzelf terugvinden, zorgen dat ze weer tot zichzelf komt. Het is alsof ze tegen de buitenkant van haar lichaam op klimt, alsof ze niet in haar lichaam kan zijn.
Misschien komt het door de injectie met antipsychoticum dat ze niet onstuitbaar aan het huilen is.