‘Wat is er gebeurd?’
‘We hadden twee pogingen gedaan om de Semjorka de lucht in te krijgen. De eerste keer verbrandde de hulpraket en stortte de raket zelf na vierhonderd kilometer neer. De tweede keer – hetzelfde fiasco. Ik moest erheen om de verantwoordelijken weg te halen. Ze een kopstoot te geven. Vergeet niet dat vijf procent van het bnp van de hele Sovjet-Unie naar het complex in Leninsk ging. De derde poging ging goed en de ingenieurs konden opgelucht ademhalen, tot de Nedelin-ramp drie jaar later.
‘Daar heb ik over gelezen,’ zegt Joona.
‘Mitrofan Nedelin joeg zijn mensen op om een intercontinentale raket te bouwen,’ zegt Nikita en hij bekijkt de gloeiende punt van de sigaret. ‘Die is midden op de kosmodroom ontploft en er zijn meer dan honderd mensen verbrand. Vadim Levanov en de tweeling waren verdwenen. Een paar maanden lang dachten we echt dat ze samen met alle anderen waren omgekomen.’
‘Maar dat was niet zo,’ zegt Joona.
‘Nee,’ zegt Nikita. ‘Hij was gevlucht omdat hij bang was voor represailles en hij had ongetwijfeld naar de goelag gemoeten, waarschijnlijk het werkkamp Siblag... maar in plaats daarvan dook hij op in Zweden.’
Nikita Karpin zwijgt en drukt zijn sigaret langzaam uit in een porseleinen asbakje.
‘We hielden Vadim Levanov en de tweeling vierentwintig uur per dag in de gaten en waren uiteraard bereid hem te liquideren,’ gaat Karpin zachtjes door. ‘Maar dat was niet nodig... want Zweden behandelde hem als een stuk vuil, organiseerde een eigen goelag... Het enige werk dat hij kreeg was een baantje als arbeider in een grindgroeve.’
Karpins ogen glinsteren ondeugend.
‘Als jullie in plaats daarvan belangstelling voor zijn kennis hadden gehad, had Zweden het eerste land in de ruimte kunnen zijn,’ lacht hij.
‘Misschien,’ antwoordt Joona rustig.
‘Ja.’
‘Dus Walter en zijn broer zijn al op tienjarige leeftijd naar Zweden gekomen?’
‘Maar ze zijn maar een paar jaar gebleven,’ glimlacht Nikita.
‘Waarom?’
‘Je wordt niet voor niets seriemoordenaar.’
‘Weet je wat er gebeurd is?’ vraagt Joona.
‘Ja.’
Nikita kijkt door het raam naar buiten en likt aan zijn lippen. Het lage winterlicht valt door het bobbelige glas naar binnen.
132
Vandaag is Saga als eerste in het dagverblijf en ze stapt onmiddellijk op de loopband. Ze houdt het hardlopen vier minuten vol en heeft de snelheid net omlaag gedaan naar wandeltempo, als Bernie zijn kamer uit komt.
‘Als ik vrij ben ga ik taxi rijden... Godsamme, als een echte Fittipaldi... en jij mag gratis mee en ik mag je tussen je benen...’
‘Hou je bek toch,’ kapt ze hem af.
Hij knikt gekwetst en loopt recht naar het palmblad, draait het om en laat met een smalle grijns de microfoon zien.
‘Nu ben jij mijn slaaf,’ lacht hij.
Saga geeft hem vlug een duw, waardoor hij achteruit wankelt en op zijn billen op de grond belandt.
‘Ik wil ook vluchten,’ sist hij. ‘Ik wil taxi rijden en...’
‘Bek dicht,’ zegt Saga en ze kijkt snel over haar schouder om te zien of de bewaarders door de sluis komen.
Maar niemand lijkt ze in de gaten te houden op de monitoren.
‘Je neemt mij mee als jullie vluchten, hoor je me...’
‘Zwijg,’ onderbreekt Jurek hem achter hen.
‘Sorry,’ fluistert Bernie geluidloos richting de vloer.
Saga heeft Jurek het dagverblijf niet in horen komen. De rillingen lopen over haar rug als ze beseft dat hij de microfoon gezien kan hebben.
Misschien is ze al ontmaskerd?
Het is mogelijk dat het nu gebeurt, denkt ze. Dat de crisissituatie die ze gevreesd heeft nu ontstaat. Ze voelt dat de adrenaline begint te stromen en probeert de plattegrond van de beveiligde eenheid op te roepen. In gedachten gaat ze snel langs de omcirkelde deuren, de verschillende zones en de mogelijke plaatsen voor tijdelijke bescherming.
Als Bernie haar verraadt moet ze zich in eerste instantie in haar eigen kamer barricaderen. Als het even kan neemt ze de microfoon mee en schreeuwt ze dat ze onmiddellijk ontzet wil worden, dat ze haar moeten redden.
Jurek blijft staan voor Bernie die op de grond ligt en zijn excuses fluistert.
‘Je moet het snoer van de loopband lostrekken en naar je kamer gaan om je aan de deur te verhangen,’ zegt Jurek tegen hem.
Bernie kijkt met angstige ogen op naar Jurek.
‘Wat zeg je? Godallemachtig...’
‘Maak het snoer vast aan de klink aan de buitenkant, gooi het over de deur en pak de plastic stoel erbij,’ legt Jurek kort uit.
‘Ik wil het niet, ik wil niet,’ fluistert Bernie met trillende lippen.
‘We kunnen je er hier niet meer levend bij hebben,’ zegt Jurek rustig.