Ze verschoof iets om het te controleren. ‘Nou, er is anders verdraaid weinig wat daarop wijst.’
‘Plaag me niet. We bespreken ernstige zaken.’
‘Zoals wat?’ vroeg ze, een en al onschuld.
Hij keek haar boos aan. ‘Zoals de vraag of mijn liefde ook beantwoord wordt, kleine kwelgeest.’
‘Ik zal nooit ophouden van jou te houden, Salvatore.’
‘Dat probeerde je wel.’
‘We doen het allemaal achterstevoren.’
‘Sì, wittebroodsweken voordat ik je fatsoenlijk het hof heb gemaakt.’
Ze knikte.
‘Dat moeten we nog corrigeren, zodat alles klopt.’
Ze begreep hem toen niet helemaal, maar ze kwam er snel achter. Salvatore maakte haar in de daaropvolgende week het hof zoals een man een vrouw maar het hof kan maken. Hij begeleidde haar naar de veiling, behandelde haar als zijn date en liet de beveiliging over aan zijn vader, die ook was gekomen om de veiling bij te wonen.
Er deden zich geen problemen voor, en later kwam ze er ook nog achter dat de overvallers van Adamo Jewelers helemaal geen extremisten waren geweest. Het waren gewone criminelen die getipt waren over het vroege transport van de kroonjuwelen. Ze waren in een valstrik gelopen die Salvatores bedrijf had gezet en gingen lange jaren in de Italiaanse gevangenis tegemoet.
Intussen kocht Salvatore bloemen voor haar, prachtige sieraden, schreef afschuwelijke poëzie – ook al zou ze hem dat nooit laten weten – en weigerde hij het bed met haar te delen tot na de bruiloft. Ze had geklaagd en gezegd dat hij haar al beschouwde als zijn vrouw, maar hij had voet bij stuk gehouden.
Ze verdiende het om zo het hof te worden gemaakt, dus aldus geschiedde.
Hun huwelijk was zo feestelijk en overdadig als een Siciliaanse familie het maar kon maken. Ze waren pas weer alleen toen ze zijn privévliegtuigje in stapten om op hun echte huwelijksreis te gaan.
Ze kroop tegen hem aan met de schitterende bruidsjurk om beiden heengeslagen. ‘Nu ben je van mij.’
‘Net zoals jij van mij bent.’ En hij meende het. De acceptatie waarnaar ze haar hele leven had gehunkerd, een rechtmatige plaats in het leven van een ander, het viel haar allemaal toe met Salvatore. Hij adoreerde haar en week niet van haar zijde. Hij had haar nodig en had haar deze noodzaak op zoveel manieren getoond, maar nooit met meer volharding dan in dat jaar dat hij haar terug probeerde te winnen, terwijl zij juist was weggelopen voor de pijn om het verlies en hem had achtergelaten.
‘Ik hou van je.’ Ze kuste hem in zijn hals.
Zijn armen sloten steviger om haar en zijn lippen zochten de hare voor een kus die haar glimlachend en nagloeiend achterliet. ‘Ik hou van jou, amore, altijd en eeuwig. Twijfel daar nooit meer aan.’
‘Hoe zou ik kunnen? Ik voel het met elke ademtocht, elke blik, elke aanraking. Onze liefde is als een levende band tussen ons.’
‘Sì.’Hij drukte zijn hand op haar buik. ‘Heel levend.’