‘Hal-lo!’ Haven zwaait haar hand vlak voor mijn ogen heen en weer en wisselt een blik met Miles. ‘We willen allebei graag een reading. Ik bedoel, je werkt hier toch, of niet?’
Ik pak het afsprakenboek weer onder de toonbank vandaan en blader er zo vlug doorheen dat alle namen als vlekken voorbijschieten – zwarte stippen op een witte achtergrond. Dan klap ik de agenda weer dicht en leg hem terug. ‘Ze zit vol.’
‘Eh... o-ké...’ Haven tuurt naar me. Ze vermoedt nu zeker iets. ‘En morgen dan?’
Ik schud mijn hoofd.
‘De dag erna.’
‘Nog steeds volgeboekt.’
‘Volgende week.’
‘Nee, sorry.’
‘Volgend jaar?’
Ik haal mijn schouders op.
‘Oké, waar gaat dit over?’ Ze kijkt me met een wenkbrauw opgetrokken aan.
Ze staren me nu allebei aan, er zeker van dat ik iets achterhoud, mijn verstand verloren heb of een combinatie van die twee. Ik moet hun vermoedens zo snel mogelijk wegnemen, maar ik weet niets beters dan: ‘Het lijkt mij gewoon zo zonde van je geld. Zo goed is ze niet eens. We hebben al een paar klachten gehad.’
Miles schudt zijn hoofd en kijkt me nog strenger aan. ‘Briljant verkooppraatje, Ever.’
Maar Haven laat zich niet zo snel uit het veld slaan. Ze begint langzaam te knikken terwijl ze naar me blijft kijken. ‘Ach, dit is vast niet de enige plek waar ik een reading kan krijgen. En om een of andere reden, ik weet zelf ook niet waarom, weet ik nu echt zeker dat ik er eentje nodig heb.’ Ze gooit haar tas over haar schouder, pakt Miles’ hand vast en trekt hem mee naar de deur. ‘Ik weet niet wat er met je aan de hand is, maar de laatste tijd gedraag je je erg vreemd. Nog idioter dan normaal.’ Ze werpt een blik over haar schouder en schenkt me een blik waarvan ik niet eens wil weten wat die betekent. ‘Echt hoor, Ever. Als je Jude leuk vindt, zeg dat dan gewoon. Al vind ik wel dat je het eerst Damen moet vertellen. Dat lijkt me wel zo aardig.’
‘Ik vind Jude niet leuk.’ Ik haal mijn schouders op en probeer rustig te blijven, al mislukt het hopeloos. Het maakt toch niet uit – ze is al zeker van haar zaak. Iedereen lijkt het zeker te weten. Iedereen behalve ik. ‘En geloof me, er is verder niks aan de hand. Behalve dus tentamens en Miles’ afscheidsfeestje en al die andere... gewone dingen...’ Ik kan net zo goed niets meer zeggen, want ze geloven me toch niet.
‘Waar is Damen dan? Waarom komt hij nooit meer naar school of zomaar langs?’ Miles staat naast Haven en knikt instemmend. Ze geeft me een moment de tijd om te reageren, maar gaat dan verder. ‘Weet je, vriendschap hoort van twee kanten te komen, hoor. Ik zeg wat, jij zegt wat. Je moet elkaar vertrouwen. Maar om wat voor reden dan ook denk jij dat je altijd maar perfect moet zijn. Alsof er nooit eens iets misgaat in jouw perfecte, knusse leventje. Alsof jij nooit eens ergens mee zit of er iets tegenvalt. Of je het nou gelooft of niet, Miles en ik zullen nog steeds van je houden als je eens uit je humeur bent. God, je mag zelfs een rotdag hebben en dan nog blijven we bij je zitten tijdens de lunch en sturen we je berichtjes tijdens de les. Want één ding is zeker, Ever. Al doe je nog zo hard je best, we geloven toch niet dat alles altijd perfect en geweldig is.’
Ik haal diep adem en knik. Meer kan ik niet doen. Mijn keel zit dicht en ik kan niets zeggen.
Ik weet dat ze allebei wachten bij de deur. Ik hoef maar een kik te geven, maar even de moed bij elkaar te rapen en ze in vertrouwen te nemen. Maar dat gaat niet. Wie weet hoe ze dan reageren! Ik heb zo al genoeg aan mijn hoofd.
Dus glimlach ik en zwaai en beloof ze later nog wel te spreken. Als ze met hun ogen rollen en dan maar vertrekken, probeer ik niet te opvallend ineen te krimpen.
Veertig
Ik zit in het kamertje achter in de winkel, aandachtig over het dikke boek gebogen wanneer Jude binnenkomt. Het verbaast hem dat ik er nog ben.
‘Ik zag je auto achter staan en ik wilde even zeker weten dat alles in orde is.’ Hij blijft staan in de deuropening en kijkt me onderzoekend aan. Daarna laat hij zich op de stoel tegenover het bureau vallen, zonder zijn blik af te wenden.
Met vermoeide ogen kijk ik op van het boek naar de klok, waar ik er tot mijn schrik achter kom hoe laat het is en hoe lang ik hier dus al zit.
‘Ik was nogal geconcentreerd bezig, denk ik,’ zeg ik. ‘Het is een hoop stof om doorheen te komen.’ Ik sla het boek dicht en duw het opzij. ‘En ik heb er niet eens erg veel aan.’
‘Je hoeft hier niet de hele nacht te blijven zitten, hoor. Je mag het boek mee naar huis nemen als je dat wilt.’
Ik denk aan mijn huis en het bericht dat Sabine heeft ingesproken. Ze wil vanavond koken voor Munoz. En dus is mijn huis wel de laatste plek op aarde waar ik vanavond graag wil zijn.